Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 989] [p. 989] [Vijf gedichten] □ je voelde 'r veel voor om 'n kaartje te leggen met m'n drie debiele oompjes, die waren als haasjes bij elkaar gekropen, en schenen niet van zins, eilaasjes! om 'n kaartje met je te keren, integendeel; ontzet keken ze je aan, je wist niet waar je 't had: ‘kom aan, jullie zijn toch...’, zo trachtte je hen te porren, ‘prachtige, ferme baasjes!’, maar met hun dorre ogen en gele snorren keken ze je stuntelig - ‘'n gat in hun verstand hebben ze!’ zei je later nog - en troostloos aan; 't kan zijn dat die smog op hun netvlies je zo weemoedig heeft gemaakt in elk geval, je bent verschrikkelijk buiten zinnen geraakt: ‘ik wil niet dood!’: je ogen rilden in hun kassen, en ook nog: ‘ik wed, ze kunnen niet eens meer plassen!’ [pagina 990] [p. 990] □ ook jij had je stoeltje aangeschoven voor 't dineetje, heel voorzichtig heb je overal 'n tikje van genomen, van de appel en van 't ei, en 'n likje pikante mosterd, en tenslotte nog 'n sneetje tomaat; je was heel netjes, je hebt van je glaasje advokaat genipt, en heel stipt en ook heel gewoontjes heb je je bord volgeschept met chinese boontjes, en parijse piepertjes, eerder bedeesd dan kordaat ben je geweest en ook van de jus heb je niet meer genomen dan 't menu je toestond; iedereen was vol lof over jou je werd bewonderd, maar de stemming was wel gauw veranderd - en heeft je dat verwonderd? - toen je daar m'n oude vader verraste met die klapsigaar. [pagina 991] [p. 991] □ 't was voort laat en je was vermoeid maar d'r had dan ook al heel wat bloed gevloeid en meen'ge zoute traan; maar nu, je liet je gaan - iedereen ademde verlicht, want: hoe kon 't bestaan! weliswaar had ik de hele dag, geboeid naar je staan kijken, naar wat je had gepresteerd - je had in vergelijking met vroeger alleen maar bijgeleerd! - maar zelfs ik dacht: ‘je lijkt helemaal moegestoeid’ dat gaf je zelf ook toe, je zuchtte en keek verdrietig naar de luchten die daar ingelijst hingen; ook wees je verveeld de toetjes af, die in de rondte werden gedeeld: je wist wel beter: zo juist was je de keuken ingeslopen om de toetjes stilletjes in wat paration te dopen. [pagina 992] [p. 992] □ in 't ziekenhuis was je weer onuitstaanbaar roekeloos rende je rond en rond en rukte en trok aan lakens en slopen giechelend kwam je in vaders pieama aangekropen ik dacht: tussen al die ongezonden heeft jou welhaast de wéémoed opgewonden! je was ontroerend brutaal en losbandig ik zat met m'n oude vader te filosoferen over je weet wel, de dood en daarna en telkens riep je: je hoeft hem niks te leren ik weet wel hoe 't 'r met hém voorstaat, poeh poeh! - m'n vader huilde, hij was weer erg levensmoe; door jóu, wel te verstaan; ik schoof de stoel onder 't bed en keek 'm droevig aan hij had me nog toe gefluisterd: zeg lieveling, ik neem wel aan, dat ding daar, dat is je dochtertje, maar die ring dan, die deugt niet, draagt zij die ook? beschaamd [met 't oog op je acht jaren!] heb ik dat [tersluiks] beaamd. [pagina 993] [p. 993] [toegift] de barkieper vulde die avond je glas en je was weer geweldig in je sas, je dronk je glas in één ruk leeg en zelfs de kruk kraakte onder je onstuimig bewegen - de klok wees ondertussen al weer vijf over half negen! weliswaar stond je met mij al op weggaan, maar toen dat rondje door die ongelukkige man werd aangeboden ging je weer terug, hoewel met loden schoenen, je moest wel; maar eenmaal op je kruk praatte je weer heel de avond stuk! en wankelde in 't holst van de nacht aan m'n hand mee naar huis; 't was weer 'n pracht van 'n dronkemansbende geworden; door de mist moeten we ons in de weg hebben vergist, toen we daar met onze jeneverkruikjes bij die kerk nog lang zaten na te genieten, op vaders spiksplinternieuwe zerk! Tymen TROLSKY Vorige Volgende