| |
| |
| |
Vibraties
Onontbeerlijke premisse
het verleden [sirenen], het heden [sirenes], of: stokken en stenen, of het traag liggen van een lichaam tijd, een bloedlichaampje, het liggen van tranen [in de keukenla? in de igheid?], - zodat ik noem: in illo tempore. zodat het zoemen van vliegen. om mijn oren! om de voltooid verleden simfonie, om het onvoltooide [fa]kruis, om de tafel van vermenigvuldiging. van optelling. van aftrekking. [van puimsteen]. om het uurrooster! naar het uitleghuis. naar de [s]malle smartbiblioteek, waar ik o.a. aantref: jean-paul de scherprechter, laurence s. en de reine vis die een feit is:
| |
Dolorosa
1.
zoals traag, in een wasbekken, het vruchtvlees [zwelt], misschien de blik [misschien], [zoals] wanneer de scheiding aanbreekt [maar]. in: tussen de genoden [in welke wachtzaal: zalf?], in [gegronde redenen], wanneer [zoals] uiteindelijk? platgedrukt tussen horloge en pendule [tranen, tussen ramen en ruiten], [soms] uitzinnig soms het verdriet [de weelde] [de drift] temt, wanneer, in Mijn schoot [gebroken, geknakt: bloed, de Zijne] in de uiteindelijke wachtzaal, handen in de schoot [de blik en de straatstenen], wanneer tenslotte [gebeden, strelingen, in bloed hem toegenegen] de stilte komt [zoals soms de vader, bezopen, de moeder in wieren van wierook verstrikt], in het uiteindelijke nergens, plat en terneergedrukt, nog kermend [wanneer - in het uitzinnige wier van nadagen, de dolk], zo het genoegen, de giecheling [maar ongetwijfeld!] het Mes tussen de benen plant [maar zo, langs stoffige wegen, geel gras] rakelings langs de verdorvenheid [autobanken, de
| |
| |
handen: tussen de vensters en het versplinterde glas!]: verfoeid, zo gingen handen zoekend [bevend? koortsachtig?] gehaat het vel langs! oh het vel langs, oh de zwijnen! in zwijgen misschien, of in tranen [of in knalpotten] of in het uiteindelijke gekerm van de magere ziel: de kaarsen, het avondgebed. de stem: zalig de darmen van veest want zij zullen de zijk der kemelen zien. het gebaar de elleboog eigen. maar de maagstreek! terwijl, de uiteindelijke bestemming [de vloek], want de stem was zo zacht, en het gras. ja, de wratten! de stem was zo zacht, en het lijf [en de ingestulpte anus] [wat, misschien, het totaalspektakel...].
is droefenis, is wachten, gevouwen [‘gespijkerd aan het mateloos begeren’]. van blikken? oh zijn zachte? blauwe? ogen! zoals misschien [trouwens] nergens. zoals traag, in een wasbekken. tenzij.
| |
2.
terwijl de handen. om het uiteindelijke schapulier, skleroties. omdat misschien, terwijl hij viel [maar viel? of blind, of loens: en ik de Zuivere, in wachten], want: zoals trouwens ook het Heilige der Heiligen. maar godverdomme! tussen dat bulken van blijdschap en die schoppen in de buik!
sereen, maar hoe knikkend de knieën: ik ken, ik ben zijn Bruid geweest, en in het brood dat wit, dat stil, ik ken, ik ben zijn luit geweest, betokkeld, traag, meedogenloos: ik wen. maar de stilte van de nazomer. terwijl. terwijl het vruchtvlees zwelt.
[zoals, misschien, zwijgen is]. belazerd, ingesloten tussen horens. puntig, die prikken. de gaten, zoals mijn vel.
| |
Maculata
1.
de winter, de zomer, de winter? is de vraag, is het zwijgen. want: hoe tenslotte vogels in kooien, uit kooien, waarin, waaruit. brood het dagelijkse handelen, honing de dagelijkse vraag. waarin
| |
| |
herkenbaar: de tuinen, het gras. en tederheid een zorgvuldig verzwegen ziekte: vervelling het eerste simptoom, angst de wonde: de oogrand, de krater. handen, waarin herkenbaar: kooien. de zwijgwonde bloedend. is huilen, is lachen [waarin jij, waarin ik]. jij: ik. in huidwonden het wonder: maar krakend en kermend!
| |
2.
waarom dit zonderlinge, dit streven naar? waarom dit... deze voornemens, dit... toch glorieuze [verlangen? gebaar?] op de driesprong? terwijl tenslotte: oorlogen, ogen, pauweveren. terwijl uiteindelijk: de vrees [het vel]. want in de nadagen: de armen gespreid [wijl jij leest? wijl jouw leest... oh wijl deze lektuur, die rozenkrans!], de armen... intenties: en mager de grond. terwijl meeuwen.
over de daken. scheren. in glijvlucht. wetend: mondeloos. maar duizend vingers.
| |
Benedicta
1.
terwijl ook de handen, in een tralende krans van warmte: met dons omhangen. in de ciborie, in de monstrans. ondanks het eelt, ondanks de nakende villing. ook: de poriën van het vel van de tijd van bergson geteld, herteld. beata, haar soortelijk gewicht lichter dan lucht: wat blijft dan over dan haar aardewaarts te temmen tussen de knieën, te berijden, ah ten gronde te richten?, tenslotte bevrijd van stralenkransen, aureolen, aura's en teljoren [maar in het Oneindige Licht van mijn taal - ‘onder rode lampekapjes’ - dadelijk opgenomen, herken je?], oh, maar met hooikoorts in de hooikist opgenomen! ah, maar zeeziek in het ruime sop.
| |
2.
oh wijl de menigte met ellebogen werkt, zo werken wij met tastpapillen! [weliswaar onder droeve -
| |
| |
kunstmatige - regenbogen, maar ah, wat vermag versiersel de liefde te bedwingen, en wat baten kaars en bril uiteindelijk, bij het Laatste Oordeel?]: een gevecht, voorwaar, een lijf-aan-lijfgevecht, en hoe vermetel uitgevochten: in quello punto dico veracemente che lo spirito de la vita, lo quale dimora ne la secretissima camera de lo cuore, comincio a tremare si fortemente, che apparia ne li minimi polsi orribilmente; e, tremando, disse queste parole: ecce deus fortier me, qui veniens dominabitur mihi. wis en waarachtig. want ah de achilleshiel van de tederheid!
uit ‘erotomikon’
Frans DENISSEN
|
|