met het herzien van de rol van de dollar en het goud en niets doen tegen de massale bewegingen van speculatieve kapitalen.
Als de wetenschap vorderingen heeft gemaakt was dit natuurlijk niet te danken aan geleerden die elkaar gelijk gaven en napraatten, maar door de wijze waarop de competenties elkaar tegenspreken kunnen zij voor hun disciplines het vertrouwen verliezen van hun collega's der geesteswetenschappen. Onder hen vernoemen wij in het bijzonder de literatuurstuderenden die hen zichzelf tot voorbeeld stellen.
Tot nu toe mocht niet getwijfeld worden aan de gevaren van de atoomstraling. Zoveel geleerden van onaantastbaar gezag hadden er tegen gewaarschuwd dat de mogelijkheid van een ernstige dissidentie uitgesloten leek. En dan schrijft opeens niemand minder dan prof. Louis Leprince-Ringuet, die sedert 23 jaar aan de Ecole polytechnique en sedert 13 jaar aan het Collège de France fysica doceert en zoals de luidruchtigste waarschuwer tegen het atoomgevaar, Jean Rostand, lid is van de Académie des sciences, in ‘Le journal de Dimanche’ van 3 december '73, letterlijk wat volgt:
‘Stralingen zijn er overal. We brengen er geheel ons leven in door. Elk terrein is min of meer radioactief. Ons lichaam zelf bevat radioactief potassium. We worden dagelijks onderworpen aan enige miljoenen kosmische stralen die nacht en dag met volmaakte regelmaat dwars door ons heengaan. Van kerncentrales die normaal werken dringt niets door de muren heen. Door hun schouwen ontsnapt niets radioactiefs, nauwelijks een honderdste van de natuurstralen die wij ondergaan. Er is geen enkel gevaar verbonden aan het wonen in de nabijheid van een kerncentrale.
Men kan altijd vage en verontrustende verklaringen aanhalen van beroemde mannen en het publiek de angst op het lijf jagen met bijvoorbeeld genetische gevolgen waar men lang moet op wachten, maar de kerncentrales zijn in depressie gebouwd.
Doet er zich een ongeval in voor, dan blazen ze geen materie of gas naar buiten, maar dringt de buitenlucht er binnen.
Het is normaal dat bepaalde groepen tegen de vooruitgang zijn. Onze situatie doet hun enige argumenten aan de hand. Wat ik niet aanvaard is de oneerlijkheid die er in bestaat een psychose te verwekken met beweringen die totaal vals zijn’.
De heer Belline, bekend waarzegger te Parijs, verloor in aug. 1969 zijn zoon en zoals Frans Verschoren, de in de Vlaamse letterkunde alweer bijna vergeten oud-directeur van de Rijksnormaalschool van Lier, wie hetzelfde overkwam, voerde hij sindsdien gesprekken met de overledene. Om zijn eigen twijfels en de skepsis van zijn omgeving te overwinnen, vroeg hij schriftelijk aan honderd verschillende kunstenaars, schrijvers en geleerden of zij geloofden aan het voortleven en hij verzamelde hun antwoorden in het bij Laffont verschenen boek ‘La troisième oreille’.
Gaat het hierboven om kerncentrales en kernenergie die ons leven voortaan zouden bedreigen, in dit boek gaat het om het kernprobleem van de mensheid sedert het begin der tijden.
De jezuïetenpater Jean Daniélou, vóór enkele jaren tot kardinaal benoemd, vertegenwoordiger van de geesteswetenschappen in deze enquête, beschouwt de verzwakking van het geloof in het voortleven als een der flagrantste bewijzen van de daling van