dan wel die informatie zijn!) twee artikeltjes die toch wel tot nadenken stemmen.
Om te beginnen een stukje over audio-visuele apparatuur; inderdaad in het moderne onderwijs een noodzaak.
De meeste scholen beschikken echter over te weinig middelen om op enigszins behoorlijke schaal met die apparatuur te werken. Hoe staat Wolters daartegenover? Onwetend, zou je zeggen; de scholen barsten in het geld! ‘Het blijkt nl.’, aldus het artikel, ‘dat steeds meer scholen een apart budget creëren door donaties van ouderverenigingen, beperking van het aantal lerarenuren of door subsidies’. Met die subsidies loopt het zo'n vaart niet, zoals we weten, en Wolters blijkt het normaal te vinden dat ouders en zelfs leraren [door urenvermindering] het noodzakelijke geld bijeenbrengen.
Een interessante visie! Hoe goed het vlgs. Wolters wel gaat, blijkt dan uit het aanbod van apparatuur. Men moet vlgs. Wolters ‘eenvoudig beginnen’. Hoe eenvoudig? Wolters: ‘Als vanzelfsprekend nemen wij aan dat elke school beschikt over een televisie-apparaat; een overheadprojector is allang niet meer weg te denken uit de les’. Nu, ik geef al een jaartje of wat les, maar van een TV of een overheadprojector durf ik alleen nog maar te dromen! Maar goed, dat hebben we allemaal al, en nu kunnen we beginnen met wat ‘eenvoudige apparatuur’. Daaronder verstaat Wolters dan: ‘dia's, geluidsbanden cq. cassettes, transparanten voor de overheadprojector, super 8-mm-films, videotapes’! Leuk, al dat eenvoudige spul; ouders en leraren kunnen dat best betalen!
Veel onthullender nog is het hoofdartikel op de voorpagina, dat handelt over de schoolboeken zelf. Bekend is de volgende praktijk: er wordt een boekje gemaakt, en dat blijkt aardig te lopen. Snel wordt dan een 2e druk gemaakt, maar: met enkele eenvoudige wijzigingen. Weinig werk voor de auteur, weinig kosten voor de uitgever, en: de 1e druk is waardeloos geworden, iedereen dient de 2e druk te bezitten.
Gaat dat nog steeds zo? Nee hoor. Wolters: ‘De uitgever oriënteert zich VOORAF terdege betreffende de in het onderwijs gevoelde behoeften aan nieuwe leermiddelen. Er wordt onderzoek verricht naar de gewenste inhoud, samenstelling, presentatie en vormgeving’ etc. Prachtig, denk je dan, nu zijn we tenminste van die waardeloze eerste drukken af, en krijgen we meteen iets goeds, waar we lang mee kunnen doen. Maar nee, de aap moet nog uit de mouw komen: Wolters wijst vervolgens op het grote belang van enquêtes onder leraren over hun ervaringen met nieuw leermateriaal!
Wolters: ‘wanneer een nieuw leerpakket is verschenen, is de enquête een bij uitstek geschikt middel om de ervaringen van de leerkrachten met dit leerpakket te vernemen en hun evaluatie ervan te registreren. Op basis van de op deze wijze verkregen gegevens wordt overgegaan tot een aanpassing’.
Aha! Fraaier wordt het nog bij een praktijkvoorbeeld, een lespakket Moderne Wiskunde: ‘In deze enquête bleek een duidelijke meerderheid van de respondenten de volgende mening toegedaan: een aantal hoofdstukken moesten naar andere delen toe, het aantal vraagstukken was te gering... etc.... Tenslotte was men van mening dat een aantal zaken op een andere wijze uiteengezet zou moeten worden’. Hoe zat het nu ook weer met al dat prachtige onderzoek VOORAF? De zaak is duidelijk: er is niets veranderd. Want het komt er dus op neer dat de uitgever lukraak iets maakt, en op grond van de reacties met een 2e druk komt: betaald worden die boeken immers toch wel? Het enige verschil met vroeger is dat Wolters niet meer zómaar met een 2e druk komt, maar het eerst netjes