Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] [Drie gedichten] Narcissus De warme vingers van mijn handen dansen bevallig aan mijn lichaam. De spiegel verleidt mijn beeld tot het strelen van mijn strakke, heerlijke huid. Mijn stem stroomt in mij uit, zingt zachter dan een nimf in mijn bloed, zodat ik dronken nader tot het water waar mijn lippen wekere lippen raken. Hij die deint, drijvend op het watervlak, brandend maar broos, drinkt uit mijn mond het lichaam dat ik ben, nog even, maar dat straks dieper dalen zal dan het beeld dat mij vernietigd heeft en dat dampend nu stijgt naar de zon. [pagina 68] [p. 68] Domenico Scarlatti Onophoudelijk spreiden uw ivoren handen verliefde lenige nimfen door de lucht, hun dunne vingers van kristal kussen de koele lichtheid van de klanken die gij spelend stoot uit het klavier, nu tintelend het door de zon versnelde bloed langs uw vingertoppen jaagt en uw geest uit de trage klacht van de nacht bevrijdt. Buiten, in de nog bedauwde tuinen luistert een vogel naar de wondertonen en rechten zich de rozen uit hun slaap terwijl een geel meisje zich haast over het grasbed naar de kamer, dansend reeds van verrukking. [pagina 69] [p. 69] Winternacht De witheid die dak en straat en land beheerst wordt witter nog, ijspegels hangen aan het raam, en de stilte steelt het laatste geluid. De nachtreus grijnst. Verdwijnt hij, of maakt hij zichzelf onzichtbaar? Zelfs van zijn stappen blijft slechts het vermoeden. Niemand die het waagt te getuigen van zijn bestaan. Het landschap is koning. Frans BOENDERS Vorige Volgende