het eenvoudig na te gaan in en vanwege welke sociaaleconomische context het genre beoefend wordt, en vooral waarom het geconsumeerd wordt.
In zijn totaliteit vormt zo'n genre een artistiek dieptepunt. Je hoeft de ingrediënten maar te kennen en op een vrije middag bedenk je gemakkelijk een stuk of tien recepten. Voor het Wij-genre ligt dat al heel eenvoudig. De bedoeling is een concept te geven van een gruwelijke toekomstwereld in een dictatoriale, getechnocratiseerde maatschappij. Vereiste daarvoor is in de eerste plaats natuurlijk een personificatie van een anonieme [want onaantastbare] absolute macht. Of die nu de Grote Leider heet, of Orwells Big Brother, of De Weldoener zoals bij Zamjatin, doet niet ter zake. Ook de inrichting van die toekomstmaatschappij is niet moeilijk. Ik heb al zo vaak uitgelegd dat eenzaamheid, gerationaliseerd in de cultus van het individualisme, de dominante eigenschap is van de mens in het laat-kapitalistische Westen - dus dat weten we nu wel. Ik volsta hier met de opmerking dat we ons dienovereenkomstig aan dit individualisme vastklampen als aan onze laatste strohalm. Wat doe je dus om een gruwelijke toekomst te schetsen? Je draait eenvoudig al onze typisch individualistische waarden om [daar heb je de ingrediënten]: wij hebben eigennamen, dat worden dus nummers, wij onderscheiden ons in onze kleding, dat worden dus uniformen, wij wonen in huizen volgens individuele smaak ingericht, dat worden dus uniforme wooneenheden, wij houden van intimiteit, de wooneenheden worden dus van glas [of indien niet, dan is er een Alziend Oog in aangebracht], wij richten ons leven naar onze eigen inzichten in, dus moeten een paar miljoen mensen 's morgens tegelijk opstaan op éen centraal sein, wij geloven in de liefde tussen twee mensen, dus wordt er op door de overheid vastgestelde tijdstippen gepaard, etc. etc. etc. Het gaat erin als koek. Je hebt hiermee echter nog geen roman, nog geen ‘plot’, maar dat is al héel eenvoudig: natuurlijk is er in die maatschappij verzet; er zijn altijd nog wel een paar lieden die niet mee
marcheren, die nog géen robots zijn, die nog waarde hechten aan de, onze, hierboven genoemde waarden. Het verhaaltje laat zich nu verder naar believen naar eigen smaak invullen.
Terzijde, en nogmaals: het genre heeft zich gevormd uitsluitend rond deze ingrediënten, en is door gemis van artistieke kwaliteit niet te pruimen, maar dat betekent niet dat ieder boek met deze ingrediënten ook slecht zou zijn. Alleen: in genres die zo ontstaan zijn, dus zonder artistieke consequenties, zullen weinig uitzonderingen zijn. Hier zijn dat 1984, omdat daarin afgezien van de stereotiepe ingrediënten artistiek veel te beleven valt [ik dacht doordat de ingrediënten artistiek geformuleerd zijn, en daardoor artistiek verabsoluteerd zijn tot kunstobjecten], en, mede door zijn vroege verschijningsjaar, ook wel Wij.
Hoeft bij boeken van dit genre over het litterair-artistieke niveau dus niet eens gediscussieerd te worden, i.v.m. hun maatschappelijke stereotiepen moet er politiek, alleen politiek, nog wel iets over gezegd worden; hun politieke tendens is namelijk de tweede irritatiefactor: ze zijn bijna altijd reactionair - en zijn ze het niet [zoals 1984] dan worden ze het in de receptie wel gemaakt. Want al vanaf ca. 1920 wordt ieder boek in dit genre, of het nu van een Rus of Amerikaan is, met warm enthousiasme uitgekreten als ‘beschrijving van de communistische staat’, ook als dit niet zo duidelijk het geval is, zoals bij 1984 [dat veel meer een waarschuwing lijkt tegen het fascisme], of wanneer meer in het algemeen tegen ‘de dictatuur’, ‘de technocratie’ etc. gewaarschuwd wordt, zoals in Wij