Enkele voorbeelden op het vlak van de literatuur: Quirinus Kuhlmann, Duits dichter uit de tweede helft der 17e eeuw, was een der eersten die i.p.v. gedichten, algoritmen voor die gedichten creëerde, o.m. in zijn bundel Himmlische Liebesküsse. In de Franse vertaling begint zijn XLIe Baiser d'Amour [getiteld: L'instabilité des choses humaines] als volgt [Moles, p. 116]:
Ouest Nord Soleil Feu Fléau
Pays Foudre Chaleur Ardeur
Joie Froid Lumière Braise Misère
De eerste verzen kunnen dan zoiets worden als: Après Nuit Vient Jour, of: Après Nuit Vient Clarté, of: Après Brume Vient Sang, of: Après Gel Vient Neige, enz. In het totaal zouden er met de gegevens van Kuhlmann 1067 gedichten van 50 woorden kunnen worden gegenereerd.
Een ander voorbeeld stamt eveneens uit de Duitse literatuur maar is van recentere datum [L. Harig, 20e eeuw]. Als elementen zijn zes woorden gegeven: wer, herz, besitzen, spielen, liebe en kreuz. Deze woorden kunnen naar gelang van hun plaats grammaticale flexies ondergaan [vervoeging en verbuiging, aldus Spiel, spielt, verspielen enz.]. Een vers bestaat uit de combinatie van de zes elementen. Het aantal verschillende verzen is dan de reeks mogelijke permutaties met 6 elementen. Die is gelijk aan 6! [te lezen als 6 faculteit] of 6 × 5 × 4 × 3 × 2 × 1 d.i. 720 permutaties. Zo vindt men ‘verzen’ als:
wer herz spielt besitzt gekreuzte liebe
wer herz spielt liebt besessenes kreuz
wer herz spielt liebt gekreuzten besitz
wer herz spielt kreuzt besessene liebe
wer herz spielt kreuzt lieben besitz enz.
De lezer kan dan uit deze mogelijkheden zelf kiezen wat hem bevalt.
Een boek als dit van Moles is zo compact dat een bespreking ervan in enkele bladzijden noodzakelijk onrechtmatig moet zijn. Wij hebben geprobeerd dit euvel te verhelpen door enkel de grote krachtlijnen van het boek in acht te nemen en alle details te laten varen. Hetzelfde procédé zouden wij ook willen volgen bij de nu volgende commentaar.
De grootste kwaliteit van dit werk zouden wij tevens zijn grootste gebrek willen noemen: het maakt op sommige plaatsen een zeer verfrissende en verhelderende, op andere een eerder vage, niet expliciete indruk. Het is m.a.w. slechts fragmentair genietbaar.
Moles heeft b.v. een verhelderende kijk op zaken als de rol van het experiment in de kunst, de kunstevolutie, het spelelement in kunst, het hermetisme, de abstrahering e.d.m., maar aan de basis mist men toch een grondige, duidelijk-gefundeerde esthetica. Zijn uiteenzetting over de informatie-esthetica bevat vernieuwende inzichten, maar blijft vaak te onduidelijk, te weinig geprononceerd. Wat is nu juist het specifieke in de kunst, wat onderscheidt ‘kunst’ van andere menselijke expressies, waarom zijn b.v. niet alle linguïstische afwijkingen, poëtische afwijkingen, enz. zijn fundamentele vragen die een duidelijker antwoord verwachten. Men vindt wel aanzetstukken in de informatieesthetica zoals Moles die voorstelt, maar in feite zou men naar andere werken moeten grijpen om tot dieper inzicht en begrip te komen. Het is b.v. typisch in dit verband dat de auteur niet eens de formule ter berekening van de informatie [of entropie] van een esthetische boodschap opgeeft, net zomin als hij kunstobjecten vanuit informatie-esthetisch standpunt met elkaar vergelijkt...