De grootst mogelijke vrijheid in Hongarije
In ‘Le Monde’ van 26 februari 1972 verscheen een interview dat Bernard Margueritte afnam van Georgy Aczel vóór diens vertrek naar de ‘Journées du livre marxiste’ te Parijs. Aczel, lid van het politiek bureau en van het partijsecretariaat van Hongarije, naaste medewerker en vriend van Janos Kadar, leider van de ideologische en culturele politiek van de communistische partij van Hongarije, is een gewezen arbeider en toneelspeler van 58 jaar, die zichzelf met trots beschouwt als een uitermate ruimdenkend communist. Zijn uitspraken kunnen wellicht ietwat het lijden lenigen van al wie aan onze kant van het ijzeren gordijn klaagt over onze onvrijheid in onze politiestaat.
‘Wij vatten het leiderschap van de partij niet op als de haast militaire discipline die sommigen in de Oostbloklanden er willen van maken’, zegt Aczel. Hij tracht auteurs en lezers te winnen voor de communistische idealen en streefdoelen, maar laat ze er niet toe verplichten. Hij duldt echter ook niet dat ze voor nar spelen. ‘Er is in ons land geen vrijheid voor zogenoemde kunst die de lage instincten prikkelt, oorlog of racisme predikt, liefde en gezonde zinnelijkheid verlaagt tot pornografie en geen verschil maakt tussen waarde en bocht, tussen cultuur en anticultuur’.
De partij moedigt vooral de socialistische letterkunde aan, maar waardeert ook alle ander artistiek werk van humanistische waarde. Niet-realistische auteurs zoals Kafka en Beckett neemt zij ook op in de lijst van 4600 boeken die zij jaarlijks publiceert. Zij meent dat hun werk in het Hongaars moet beschikbaar zijn, maar zij verhindert grote verspreiding ervan.
‘Onze keuze wordt dus bepaald door de inhoud van het werk en ons respect voor artistieke waarde, maar wij weigeren te verspreiden, of liever wij bestrijden de anti-humane zogezegde cultuur. Wij hebben geen bureau voor censuur, maar er is selectie en ik ben ervan overtuigd dat die selectie beter de kunst dient dan die van de kapitalistische landen die geleid wordt door winstbejag. Met belangrijke staatssubsidies zorgen wij ervoor dat ook de minder bedeelden boeken kunnen kopen, schouwburgen bezoeken en deelnemen aan het culturele leven’.
Gerard WALSCHAP