[Nummer 3]
Woord vooraf
August Vermeylen werd honderd jaar geleden geboren. Voor Vlaanderen heeft hij zeer veel betekend en de nawerking van zijn invloed groeit met de dag.
De redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift heeft gewenst dat de herdenkingsplechtigheden in Brussel plaatshadden omdat ze aldus ook hulde wou brengen aan wat deze Vlaamse Brusselaar voor zijn gemeenschapsgenoten in de hoofdstad heeft gedaan. Vele jaren later schreef zijn grote vriend Herman Teirlinck: ‘Wij, Vlamingen, zijn allen in meerdere of mindere mate geëngageerd in de democratische vrijmaking van Vlaanderen, en dat zullen we dienen te blijven, en met groeiende toewijding ook, tot de ontvoogding van ons volk in alle sectors, zo economische als culturele, op het Europese vlak is voltooid, mede met de ontfransing van onze elite. Wij zullen het buiten de politiek niet kunnen doen, het spreekt vanzelf’.
Ook dit had Vermeylen beseft. Als we hier vandaag aan hem denken, dan doen we het in dankbaarheid voor wat hij tot stand heeft gebracht als literator, als stichter van ons tijdschrift, als kunstcriticus, als cultureel leider, hoogleraar en politicus. Bij deze veelzijdige figuur was het ene van het andere niet te scheiden.
Toen August Vermeylen zestig werd, hebben talrijke vrienden, Vlaamse, Waalse en buitenlandse, hem een gedenkboek aangeboden. Terwijl we hierin bladerden, trof ons een korte tekst van Achilles Mussche, die later voorzitter van het August Vermeylenfonds zou worden. We ontvingen zijn toestemming om met zijn woorden dit huldenummer te openen:
‘De woorden van genegenheid en bewondering voor uw werk kunnen niet uit een diepere grond van broederlijkheid opwellen dan het bij mij gebeurt. De wegen van het leven zijn talrijk en verward. Onze daden evengoed als onze dromen worden niet alleen