Graham Greene, die eigenlijk nooit van zijn katholieke oprechtheid heeft kunnen overtuigen, alhoewel hij een onweerlegbaar bewijs heeft geleverd in zijn onvergetelijk meesterwerk ‘The Power and the Glory’ dat Chesterton lang zal overleven.
Frankrijk kon tegenover hen twee onbetwistbaar grote figuren stellen, Claudel en Mauriac, die elkaar niet begrepen. Mauriac sprak meer dan eens over ‘l'epaisse mauvaise foi’ van Claudel. Thans bespreekt Jean Sulivan in ‘Le Monde’ [14 jan. 72] het zo pas bij Plon verschenen tweede deel van de nagelaten correspondentie van de fameuze musketier, in de katholieke wapenen opgeleid door Hello en Bloy: Georges Bernanos. Het portret dat Sulivan in vier kolommen van hem tekent, gelijkt zo sprekend op dat van zijn geestelijke vaders en geestverwanten, dat men zich afvraagt of het niet beantwoordt aan een bepaald type. Het zou misschien interessant zijn door een vergelijkende studie dat type nauwkeurig te beschrijven. Van Hello tot Bernanos schijnen zij op het eerste gezicht één voor één ongewone, pittoreske mensen te zijn geweest, katholieker dan de paus en toch antiklerikaal, eenzelvig en intransigent op het fanatische af.
In '34 verhuist Bernanos naar Mallorca, gewoon omdat het leven er goedkoper is dan in Frankrijk. In '36 keert hij naar zijn vaderland terug omdat de Spaanse linksen vermoord worden door de klerikale, militaire revolutionairen. ‘Oh les salauds!’. Hij fulmineert tegen het verdrag van Lateranen, gesloten tussen Mussolini en de paus, tegen de pauselijke decoratie met ‘l'Ordre du Christ’, verleend aan president Lebrun en tegen de Katholieke Actie, die een ‘immense massa catholique’ tracht te vormen om er een prestige mee te handhavn dat bedreigd wordt door fouten welke men vastbesloten is steeds opnieuw te begaan. Hij roept echter op tot fellere strijd tegen de vrijmetselaars en de Joden ‘pour refaire une chrétienté’. Hij vertrekt algauw naar Brazilië, maar in 1945 is hij weer in Frankrijk, dat ‘kwalijk riekt’. Hij gaat naar Tunesië en sterft er. Gedurende al die jaren beklaagt hij er zich over niet behoorlijk van zijn pen te kunnen leven en te werken onder de eeuwige dwang: geen kopij vandaag, geen eten. Daardoor ontbreekt hem de tijd en de rust om ‘L'imposture’ en ‘La Joie’ tot één enkel verhaal te verwerken. Elke morgen verlangt hij naar het bezoek van een vriend die nooit komt. Hij voelt zich eenzaam, ‘errant, vagabond et clochard’. Zijn leven is ‘à faire pleurer les cailloux’, want alleen dàt leven is geslaagd dat een beetje geluk bezorgt aan wie en wat men liefheeft en dat is hem niet gelukt.
Gerard WALSCHAP