Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 24(1971)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 833] [p. 833] [Nummer 9] Schaamrode alleenspraak van een naaktdichter Dikwijls godvergeten achter mijn schrijftafel Zit ik naar onzichtbare dieren te kijken De luiaard die hangt te slapen aan een tak van de dwergpalm De brilslang in de cache-pot van de clivia De muurhagedissen Ik deed dit zovele jaren dat ik moeite heb Om zichtbaar en onzichtbaar uit elkaar te houden Eerlijk gezegd zie ik niet Al te best zonder bril En zo vergaat het mij ook met wat ik hoor Het is een gek gezicht voorwaar Hoe ik plotseling opschrik bij het blaffen van een dalmatiër Of hoe ik als een hardhorig oudje Vertederd luister naar het zingen van een dikbek Niet dat ik anders ben Of dat die dingen mij gelukkig maken Integendeel ik geraak erdoor in de war Want met mijn oren is alles in orde [pagina 834] [p. 834] Op gevaar af obsceen te worden Zou ik zo nog wat kunnen verdergaan Met wat ik ruik en voel Maar het vreemdste overkomt mij toch Als ik te veel bier gedronken heb Dan zit ik lange uren naar jou te kijken Terwijl je naakt poseert Voor de huiverende minstreel Die niet eens je naam durft vragen Over zoiets kan ik met niemand praten En onuitsprekelijkheid is het slome heulsap Dat de mensen waanzinnig maakt Maar in de woestijn van het papier Mag ik het uitbrullen Geen mens die me hoort geen levende ziel Want de goden zijn er uitgestorven En elke poëzie werd verzwolgen Door dat vreemde witte drijfzand. Robin HANNELORE Vorige Volgende