Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 24
(1971)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |
Smits ‘Literatuurhistorie bij een meilied van Hooft’Ga naar eind(1) onder de loepVoor Smit moet de literair-historicus ‘proberen in de huid van de schrijver en diens tijdgenoten te kruipen’. Hij wijst het door Wellek en Warren verdedigde perspectivismeGa naar eind(2) af met de bewering dat waarderingsgeschiedenis en interpretatie van | |
[pagina 308]
| |
een werk twee heterogene objecten zijn, ‘die niet als een Siamese tweeling met elkaar zijn vergroeid’. Voor Smit is historisch lezen ‘het eerst-nodige en het meest-essentiële deel van het werk’. Een ander [in voetnoot vermeld] bezwaar tegen Wellek en Warren is, sicut Smit, dat de waarderingsgeschiedenis van een literair werk altijd uitloopt op de evaluatie in de eigen tijd. En beweert Smit: ‘Langs een omweg komen wij dan toch weer terecht bij de beoordeling van een literair werk uit het verleden from the point of view of our own time’. En dat is voor Smit natuurlijk onaanvaardbaar. Hierop kom ik verder nog terug. Na deze theoretische uiteenzetting wil Smit de hele zaak nog eens duidelijk maken met een voorbeeld. Hij bespreekt namelijk ‘De Min met pricken van zijn strael’ van Hooft. Hij doet dat mooi in twee schuifjes. Met de inhoud van het eerste kunnen we ons akkoord verklaren, maar... In het tweede deel van de bespreking doet Smit een moedige poging om in de huid van Hooft te kruipen om vanuit diens persoonlijke levenssituatie de hele zaak nu eens duidelijk te overschouwen, waarna hij tot de grandioze conclusie komt: ‘Er bestaat dus ongetwijfeld verband tussen het Majliedt van 1623 en de persoonlijke situatie waarin Hooft verkeerde toen hij het schreef’. En zijn besluit is dat ‘Hoofts Majliedt achter de pastorale aankleding een belijdenis van nieuwe levensaanvaarding verbergt en een beroep op Christina [van Erp] daarin mee te gaan’. Daarmee heeft het gedicht dan meteen een nieuwe dimensie erbij gekregen. Dat Smit hiermee in een gevaarlijk hinein-interpretieren is verzeild geraakt is zo duidelijk. Want het interesseert de literair-historicus niet wat de auteur mogelijk zou hebben bedoeld, maar wel wat er in de tekst staat en wat deze tekst vroeger voor de lezers heeft betekend en vooral wat de tekst voor de lezers nu nog kan betekenen. Hiermee zijn we dan bij de door Smit gewraakte evaluatie in de eigen tijd. Welnu, juist deze evaluatie moet en kan niets anders zijn dan het einddoel van de | |
[pagina 309]
| |
literair-historische kritiek. Indien de literair-historische kritiek hieraan niet toekomt verliest zij grotendeels haar betekenis en wordt een dorre en nutteloze tak van de literatuurwetenschap. Want, zoals voor alle geschiedenis, is het juist de zin en het nut van de literatuurgeschiedenis het verleden, in casu de literaire werken uit het verleden, te betrekken op het heden. Het feit dat Smit en anderen dit niet kunnen aanvaarden steunt voornamelijk op hun gehechtheid aan [een valse] objectiviteit. Inderdaad, voor hen is objectiviteit hetzelfde als neutraliteit, het verloochenen van elke interpretatie steunend op eigen gevoel en ervaring [een onmogelijkheid trouwens]. Om deze soort van objectiviteit te bereiken willen ze de plaats innemen van de auteur, waarbij ze vergeten dat juist de auteur noodzakelijk subjectief staat t.o.v. zijn werk, omdat het werk slechts onrechtstreeks een vertrokken en abstraherend beeld heeft van zijn levenssituatie, die eventueel de bron van het werk is. In deze methode schuilt daarenboven een dikwijls concreet merkbaar gevaar. Omdat het werk x volledig beantwoordt aan de levenssituatie van schrijver y, gaat de literair-historicus het beschouwen als een geslaagd kunstwerk. Dit nu steunt slechts op een gevoel van zelfvoldoening na het geleverde werk, zoals wat je ervaart als je een kruiswoordraadsel of een puzzel mooi hebt opgelost. Als alternatief kan, bondig geschetst, het volgende gelden: de literair-historicus vertrekt vanuit een literaire analyse van het werk, waarbij hij dan alle elementen voor een goed begrip ervan gebruikt, zonder echter van de tekst af te dwalen. Deze methode loopt noodzakelijk uit op een beoordeling vanuit een hedendaags standpunt. Ter correctie van dit standpunt kan de literair-historicus nog de waarderingsgeschiedenis van het bestudeerde werk schetsen.
Jean Marie MAES |