Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 21(1968)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 637] [p. 637] verbeelding De lenige liefde 1. zetelend. zetelend in de macht van zijn dikke lichaam: de gele boeddha, de zon. nauwelijkse wind sluipt als onderdanen rond zijn troon, maar hij waait ze weg, hij wil eten: grote velden liggen en dampen als schotels vol hitte. wat een verschil met de meisjes waarmee ik in het lage gras pralines eet, en in het hoge gras diminutiefjes: hun hoge stemmetjes als puntjes op de i, hun schichtige lachjes als reeën in een woud van humor. zoveel sneller dan liefde is hun sympathie. [pagina 638] [p. 638] 2. middenin de grote vlakte van je vreugde kwam ik je tegen. ik woon hier, zei je. ik keek naar de bloemen. ja, dat zie ik, zei ik, en waar leerde je de kunst om niet lang te duren? ook hier, zei je. je was lenig; en je woorden waren zo doorschijnend, ik kon je er helemaal door zien. en daar lag ik al in het gras en wat hield ik in mijn hand? een oortje, waarin ik het lange woord ‘lieveling’ uitgoot, zonder morsen. [pagina 639] [p. 639] 3. dag na dag trok ik liefde aan als een steeds wisselende jurk. en hij lag laag bij de gronds op het strand, niet verhevener dan zijn meest aardse verlangen (dat torenhoog opstak boven hem uit.) en nadien, o emma, o, dan stak hij een sigaret op, net als in franse films. en het was alsof hij zeggen wou ‘dat hebben we weer goed gedaan’ wanneer hij me in de borsten kneep met een knipoogje van zijn handen. [pagina 640] [p. 640] 4. wat heb je vandaag gekocht, vroeg ik. een halsuitsnijding, zei je. trek ze eens aan, vroeg ik, en je trok alles uit: dat is ze helemaal, zei je, maar met de jurk erbij komt ze tot hier- en toen wees je midden op mijn handen. [pagina 641] [p. 641] 5. zoals je binnenkwam en dag zei, en uit je kleren en je woorden stapte (het voorlaatste wat je voor me uit- deed was het woord ‘lieveling’ en het laatste een glimlach; toen opende je de haakjes en ik kwam erin en je sloot ze) zo ging je ook weer weg, trok enkele veel te dunne woorden van afscheid om je heen en rilde. [pagina 642] [p. 642] 6. je truitjes en je witte en rode sjerpen en je kousen en je directoirtjes (met liefde gemaakt, zei de reklame) en je brassières (er steekt poëzie in die dingen, vooral als jij ze draagt) - ze slingeren rond in dit gedicht als op je kamer. kom er maar in, lezer, maak het je gemakkelijk, struikel niet over de zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen, gaat u zitten (intussen zoenen wij even in deze zin tussen haakjes, zo ziet de lezer ons niet) hoe vindt u het? dit is een raam om naar de werkelijkheid te kijken, alles wat u daar ziet bestaat, is het niet helemaal als in een gedicht? HERMAN DE CONINCK Vorige Volgende