steriel nakaarten over voorbije tijden. Men kon vrezen dat zijn schrijverschap een ééndagsschrijverschap zou gebleven zijn, gedoemd om te verzanden in het uitdrogingsproces van eigen inspiratie. Geeraerts was zich van dit gevaar bewust, doch geen enkel ogenblik is het dreigend geworden.
Een tweede, en naar reeds blijkt veel machtiger, veel dieper-gaande inspiratiebron was ondertussen in hem wakker geworden, nl. de confrontatie met België, inz. Vlaanderen, en in het algemeen met West-Europa. In Kongo had hij zich kunnen uitleven, had hij de levensruimte van een prachtig jong land gekend, een hard doch natuurlijk leven waarin al zijn vitale mannelijke eigenschappen tot ontplooiing waren gekomen, had hij het elementaire, authentieke, bijna adamische geluk gekend van een expansief leven vol ontzettende eeuwigheidsbelevingen. Teruggekeerd in het Europees keurslijf leed hij aan het ongeneeslijk heimwee dat vele ex-kolonialen eigen is.
Zijn derde roman, Zonder clan, brengt ons de eerste neerslag van dit nieuwe contact met het oude Europa en meer in het bijzonder met een Vlaanderen waaruit niet alleen de fysische ruimte afwezig is, want dat ware nog niet zo erg, doch waarin vooral de geestelijke ruimte nog schijnt geboren te moeten worden. Hiermee werd in Jef Geeraerts een problematiek wakker, waaraan niet meer te ontkomen was, die hem onvermijdelijk door een hel van tweespalt en vertwijfeling moet leiden naar een toekomst die nog moeilijk te voorspellen valt. Wat ik echter wou onderstrepen is het volgende: tezamen met deze problematiek werden in hem de problemen bewust die de hedendaagse Europese mens beroeren, politieke, sociale, wijsgerige, religieuze problemen, kortom alle zijnsproblemen waar de Europese mens thans vóórstaat. Zo kan het Kongo-avontuur de aanloop zijn voor een ruimer algemeen-menselijk avontuur, zo kunnen de Kongo-romans de springplank zijn naar romans over de hedendaagse mens zonder meer, zo kan de confrontatie met Europa het begin zijn van een langzame nieuwe geboorte.
Een vijfde werk moet ik nog vernoemen, De troglodieten. Het bevat vier novellen, die zowat als een samenvatting kunnen gelden van het vorige: drie Kongo-herinneringen en een Europees speleologie-verhaal. Een laatste werk tenslotte, dat in 1967 verscheen en dus niet meer in aanmerking kwam voor deze Arkprijs, De zeven doeken der schepping, behandelt het thema van de nutteloosheid der revoluties en