in zijn plaats zouden schamen. Want iemand kleineren omdat hij niet genoeg verstand bezit, is even laag als hem bespotten omdat hij stottert, een bult heeft of mankt.
Elk regent is geslaagd in examens die minstens zo zwaar zijn, dat men hem in staat moet achten een universitair diploma in wijsbegeerte en letteren te behalen en slechts beweren mag dat hij dit niet kan, wanneer hij het vruchteloos heeft beproefd. Deze bewering zou des te hatelijker zijn daar vele regenten geen universiteit deden omdat hun ouders dit niet konden bekostigen, anderen omdat hun ouders na de lagere school in hun plaats beslisten dat het niet nodig was humaniora te doen. Ook de regenten die opzagen tegen de zwaarte en de duur van universitaire studies omdat zij haast hadden zelfstandig te worden en een gezin te stichten, verdienen de vernedering niet.
Het is een feit van dagelijkse ondervinding dat op elke graad van geletterdheid domme en verstandige mensen voorkomen. Uit de lagere school, de normaalschool, het regentaat, de humaniora en de universiteit, gaan elk jaar domme en intelligente gediplomeerden het leven in. Nooit en nergens heeft de school leerlingen volgens hun intelligentie of waarde voor het leven kunnen rangschikken en dat ligt niet per se aan fouten van de school, dat zit in het wezen van de school, in het leerprogramma, de leraars, het karakter van de leerling, zijn huiselijk midden, zijn gezondheid en dies meer.
Algemeen wordt aangenomen dat de geschooldheid veel minder belang heeft dan de begaafdheid en dat men buiten datgene waartoe een gespecialiseerde opleiding noodzakelijk is, in de omgang, het zakenleven, de politiek en de administratie, veel meer heeft aan een intelligent leerling uit de lagere school, dan aan een geleerde domkop of een van de twee of drie professorale warhoofden van België. Zelfs in zonder scholing ontoegankelijke vakken bewezen mannen als Pasteur dat intelligente autodidacten het er verder kunnen in brengen dan gewone gediplomeerden.
Indien men van al wie geen universiteitsexamen heeft afgelegd smalend mocht zeggen dat hij daar niet toe in staat is, zou men misprijzend mogen neerzien op al de genieën die de beschaving hebben opgebouwd, van Confucius tot Homeros, Christus, Bach en Newton. De meesten ervan hebben nooit een examen afgelegd en tot vóór de negentiende eeuw waren al de universitaire examens minder zwaar dan die van het modern regentaat. Nu nog, nu uni-