|
| |
Nouveau roman, nouvelle critique
Gaet, Boecksken, gaet vrij uit en laet de menschen praeten. Die schorft is op zijn hoofd, die sal de kam wel haten. Gaet henen even-wel en spreeckt met stouten mond, daer sachte meesters zijn, daer blijft een vuyle wond.
Pater Poirters
Het allereerste dat de zich zo objectief mogelijk houdende journalist van ‘Le Figaro littéraire’ over de lezing van Philippe Sollers te St-Germain des Prés noteert, is, en dat is kenschetsend, dat al de toehoorders dezelfde eerste, laatste en voornaamste indruk hebben: ‘Il veut le pouvoir, il se conduit en chef ou en prophète, il a décidé d'être le patron’. Het type bok, leider van geiten. De tekenaar van het blad stelt hem voor, bliksems slingerend naar drie kleinere figuurtjes, die waarschijnlijk meer kunnen dan hij en schrijft daaronder: ‘Sollerspierre, révolutionnaire intellectuel’.
Het verslag bevat letterlijke aanhalingen. De eerste van de twee die wij overnemen, maakt duidelijk dat de tekenaar
| |
| |
naar Robespierre verwijst, omdat ook Sollers' revolutietje zijn eigen kinderen opeet. De auteurtjes van onnozele roman-romans, de Balzacjes, Hugo'tjes, Maupassantjes, Camusjes, Mauriacjes, zijn reeds lang gehalsrecht, de patron houdt zich in zijn chefferie met hen niet meer bezig, hij legt liever de co-revolutionair Robbe-Grillet op zijn knie en doet die verrader de broek af, omdat hij het heeft gewaagd een ei-zo-na-roman-roman te schrijven. De afstraffing van een Willem Hermans, quoi.
‘Il ne faut pas s'étonner outre mesure si, dès maintenant, l'accent est mis de plus en plus, avec une hâte brouillonne et contuse, sur le fantastique, le surréalisme d'Epinal, le néo-baroque, la sexualité bon marché, la fabulation plus ou moins arrangée, le ciné-roman, le romanciné et, comme le disait récemment un écrivain naguère intransigeant, mais qui a jugé le moment venu de rassurer la convention un instant inquiète, sur des formes “irresponsables”. “Mes romans, a ajouté le même romancier de moins en moins nouveau, ne sont pas de la pensée, ils sont de la vie”. Voilà au moins une déclaration d'humilité qui devrait désarmer la censure. Rassurons-nous donc, les lecteurs de roman ne sont pas à plaindre, c'est la belle épouque, on ne s'ennuie pas’.
| |
De cultuurwereld als provinciestadje
Elk provinciestadje heeft een burgemeester, dokter, notaris, geestelijkheid, klooster, vrederechter, politiecommissaris en een Sollerspierre, die op al de hogergenoemde autoriteiten smadelijk neerziet en zich zelf uitroept tot de enige intellectueel der lokaliteit. Hij verklaart de poëzie waardeloos en spreekt zich uit voor het gedicht dat niet verschilt van het proza en dat niemand verstaat. Hij vindt de romans geschreven van de jaren duizend tot 1950 kinderachtig en erkent slechts het boek geschreven door een vent. Hij veracht het plastiek, de atoombom, de machine, het gezag, de politiek, de partijen, het onderwijs, de arbeider, de middenstander, de burger, de militair, de nobiljon, de perspennelikker, de literator, de artiest, de geleerde, maar hij bewondert één schilder, één beeldhouwer, één romancier, één dichter en hij proclameert zijn recht zich tegen te spreken.
De intellectuelen van Parijs, die zich tijdens Sollers' lezing over ‘Le roman et l'expérience des limites’ verheugden in de excommunicatie van een groot voorvechter van de nouveau roman, de schrijver van een dikke bundel opstellen
| |
| |
‘Pour le nouveau roman’, lachten wat te vroeg. Er werd in hun eigen hoop geschoten naar alle andere romanciers, alle journalisten, in het bijzonder die, welke naar aanleiding van het boekje ‘Nouvelle critique’ door Roland Barthes en het antwoord daarop van Prof. Dr. Raymond Picard, van de Sorbonne: ‘La nouvelle critique, une imposture, un délire’, polemiek die wij verderop resumeren, partij kozen voor de ouderwetse Picard. De heer Philippe Sollers zeide:
‘L'inconséquence pseudo-culturelle est devenue la règle: les journalistes bourgeois, de plus en plus surs d'eux, jugent de haut et tranchent avec une impunité enviable; l'exploitation biographique et publicitaire des écrivains n'a jamais été si active, comme si l'important était de découvrir avant tout l'homme derrière l'auteur, un homme dont la photographie soit assez grande pour cacher les textes; certains professeurs aigris par l'obscurité où les maintiennent (sic!) à juste titre leur enseignement conformiste, se donnent brusquement des allures de pamphlétaires acharnés contre ce qu'il y a de rigoureux dans la critique contemporaine et sont aussitôt applaudis avec soulagement (ainsi l'offensive récente, déclenchée de manière très calculée, contre Roland Barthes): à l'intérieur de la psychanalyse elle-même, qui devait être, par définition, le lieu d'une attention redoublée; le sens du confort intellectuel est devenu tel, qu'un dogmatisme de plus en plus douteux résiste à toute nouvelle recherche d'élucidation’.
De heterodoxen en zondaars tegen de nieuwe roman en kritiek worden gekwalificeerd als gelubden, impotenten en foetussen. Hun geschriften zijn steriel, gedesincarneerd en onleesbaar, de schrijvers ervan zijn decadenten, mandarijnen, zwangere vrouwen die niet kunnen baren, larven. De ouderwetse roman is zo ritueel en onnozel dat hij binnenkort door computers zal kunnen worden geschreven en wij beelden ons in dat wij moderne revolutionairen zijn omdat wij Proust, Joyce, Kafka, Mallarmé, Lautréamont, Roussel, Artaud, Nerval hebben, die de limieten bereikten, maar wij durven die limieten niet zien.
| |
Welke zijn nu die limieten?
‘Nous appellerons roman le discours incessant, inconscient, mythique des individus’. Deze discours is verstaanbaar door psychoanalyse sedert Freud en de Sade ons leerden, de eerste dat zelfs de gestoorde geest volgens zijn illogisch schema logisch procedeert, de tweede dat men alles mag en
| |
| |
moet zeggen. De mens kan over geen realiteit buiten hem zelf, hij kan alleen uit en over zich zelf spreken en hij moet daarvoor geen ‘verbalisation indéfinie et manifestement scandaleuse’ aanwenden, doch ‘se refuser énergiquement à dire quoi que ce soit, mais en le disant, ou encore dénoncer cette verbalisation dans la mesure où elle couvre et justifie sans cesse la mystification romanesque’.
Ons geplaatst hebbend voor het verschrikkelijk feit dat de roman-roman iets nonsensicaals is, omdat niemand iets kan weten over een ander, vervolgt de redenaar in dezer voege: ‘Ou bien nous acceptons la garantie de réalité de la société, lui abandonnant toute revendication fondamentale, portant atteinte à ses principes, auquel cas le langage devient pour nous un phénomène secondaire, ou bien nous décidons de nous vivre nous-mêmes et quoi qu'il nous en coûte, comme fiction, et c'est alors que se produit un renversement décisif, scandaleux sans doute, mais dont la nature singulière constitue l'expérience littéraire. La littérature n'est rien si elle ne touche pas ce renversement’.
Hoe betreuren wij het onze Jan Walravens te moeten missen, de nooit aarzelende autodidact, die ons briljant de juiste betekenis van deze woorden zou hebben uiteengezet. Wij hadden hem nog twee andere teksten willen voorleggen waarmee wij enige moeite hebben. De eerste is van André Breton, die natuurlijk geciteerd wordt door Sollers: ‘On n'a pas assez insisté sur le sens et la portée de l'opération, qui tendait à rendre la langage à sa vraie vie, soit bien mieux que de remonter de la chose signifiée au signe qui lui survit, ce qui s'avérerait d'ailleurs impossible, de se reporter d'un bond à la naissance du signifiant’. Beschaamd om de limieten van ons verstand, moeten wij bekennen dat wij niet alleen Breton, maar zelfs ook het volgend eenvoudig zinnetje van Blanchot: ‘La recherche de la littérature est la recherche de ce moment qui la précède’ voor ons wat te hoog vinden. Wij verdiepten ons met weinig vrucht in de verklaring van Sollers dat de taal een ‘milieu de transformation’ is en dat haar probleem niet ligt bij schrijver en werk, doch bij schrift en lezing, waar het vooral bestaat in ‘définir un nouvel espace où ces problèmes pourraient être compris comme réciproques et simultanés, un espace courbe, un milieu d'échange et de réversibilité où nous serions enfin jusqu'au bout du même côté que notre langage’. Kafka en consorten hebben volgens Sollers getracht te ‘renverser la perspective du monde où ils se trouvaient, à en toucher secrètement par eux-mêmes les limites: action qui peut
| |
| |
s'énoncer de la triple façon suivante: Qui écrit a affaire au tout. Oui n'écrit pas est écrit. Qui écrit rencontre la mort’.
Om zich niet overmatig te ergeren moet men denken aan andere artistieke bewegingen. Ons komt het krankzinnig voor dat Vondel meende op zestig jaar nog Grieks te moeten leren om een volwaardig dichter en intellectueel te zijn. Niet minder gek zijn de modieuze, gedemesureerde gemoedsuitstortingen der romantici, bijvoorbeeld in Mussets programroman: ‘Confession d'un enfant du siècle’. En hoe ongenietbaar is nu reeds veel poëtiek en woordkunst van de tachtigers geworden.
Wanneer Sollers zegt: ‘L'écriture écrite n'est qu'un fragment de l'écriture vécue et pensée et elles sont entre elles dans un rapport de contestation permanent’, ofwel: ‘Le lecteur doit devenir sa propre écriture’, ofwel: ‘La question est d'amener l'écriture dans tous les domaines à l'interrogation qui est la sienne, celle du sens’, ofwel: ‘Le roman doit brûler et consumer toutes traces de roman’, dan moet men daar zorgvuldig kennis van nemen, omdat het nu eenmaal het nieuw evangelie is en als zodanig zijn korreltje waarheid bevat, maar men moet ook voor ogen houden dat profeten komen en gaan.
Wij noteren nog even dat de kritiek moet zijn: ‘le fondement de la grande traduction en cours dans des opérations liées par la même expérience, engageant la vie entière d'un sujet jusqu'à ses conséquences ultimes’. En de letterkunde: ‘A quoi bon aujourd'hui parler de littérature si ne se produisent pas derrière ces mots les effets les plus physiques? Nous ne désirons pas, enfantinement, qu'on nous raconte des histoires, mais nous voulons peut-être ouvrir les yeux, au risque de nous aveugler, sur le point d'où partent toutes les histoires, en sachant qu'une telle activité est et doit être coupable par rapport aux histoires et aux mythes régnants’.
| |
Een anti-Sollers tegengift
Wie dat nodig mocht hebben en het zoekt, vindt het in het lijvig boek van 500 bladzijden: ‘Pour Sganarelle’ door Romain Gary, die de Goncourtprijs won met zijn ‘Les Racines du ciel’ en die Nathalie Sarraute, Robbe-Grillet en Jean-Pierre Fayat van antwoord dient. Terwijl Sartre en Yves Berger zich afvragen wat literatuur nog vermag, antwoordt Gary: ‘La littérature peut tout. Elle change le monde, sans même s'en apercevoir et sans qu'il lui soit
| |
| |
besoin de s'engager’. Gary verdedigt het recht van de romancier buiten het ik je te treden, waarin de herauten van de nouveau roman hem willen opsluiten, zijn recht zich te vermaken door het aannemen van verschillende identiteiten en, wat Robbe-Grillet het grootste aller misdrijven vindt, gelijk God alwetend, alomtegenwoordig en almachtig te zijn. Gary beschuldigt deze zeloten van ‘dandysme, maniérisme, puritanisme du vide, hermétisme qui vise toujours à mettre l'intelligence du lecteur en accusation, moralisme et esthétisme petit-bourgeois, défaitisme et impuissance face à l'histoire et au monde, égomanie, goût immodéré des théories, qui visent seulement à boucher les trous dans les moyens de l'auteur, dans son oeuvre, à la faire changer de dimension, à la compléter par le commentaire’. De neoromanciers zijn volgens Gary ‘des objecteurs de conscience du roman’.
‘Vous vous moquez du romancier traditionnel qui se prend pour Dieu et vous faites comme lui’, spot Romain Gary. Er is, zegt hij, geen verschil tussen de banaan beschreven door Robbe-Grillet en om het even welk personage beschreven door om het even welke andere romancier. ‘Cette banane a cessé d'être n'importe quelle autre banane, lorsqu'elle a filtré à travers la conscience de l'auteur, c'est une banane unique, privilégiée, douée de moyens d'expression littéraires conférés par l'enseignement secondaire et les humanités, c'est une banane qui a beaucoup lu et qui prend position contre les personnages non-bananes, bref, quand M. Robbe-Grillet dit “banane”, cette banane c'est lui et il devient Dieu de cette banane-là à nulle autre pareille’.
| |
Het hartje van het probleempje
Enige jaren geleden schreef een Vlaams letterkundige, voor de eerste maal in een letterkundig tijdschrift van ons land, wat men nu overal kan lezen, dat een verhaal over derden onzin is en dat een schrijver enkel en alleen over zichzelf kan schrijven. Ik heb toen getracht zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten hoe een schrijver controleren en verantwoorden kan wat hij over derden meedeelt. Ik kom daar nu niet op terug. Ik stel nu slechts een vraag.
Wanneer tien verschillende romanschrijvers elk een verhaal over zichzelf hebben geschreven, kan ik dan een verhaal samenstellen in de derde persoon, waarin die tien schrijvers optreden exact zoals ze zichzelf hebben beschreven? U hebt drie minuten om te antwoorden.
| |
| |
| |
Roland Barthes en Racine
Deze Barthes heeft op Racine de nouvelle critique toegepast in een bij Gallimard verschenen brochure en daarbij de traditionele kritiek, die hij de ‘critique universitaire’ noemt, een kleedje gepast. Deze universitaire kritiek is de ‘critique biographique qui établit une relation systématique entre l'oeuvre et la vie de l'auteur’. Welnu, ‘les nouvelles psychologies interdisent ce genre d'explication dont se servent encore certains universitaires’. En Barthes beroept zich daarvoor op Valéry die schreef:
‘La critique, en tant qu'elle ne se réduit pas à opiner selon ses humeurs et ses goûts, c'est-à-dire à parler de soi en rêvant qu'elle parle d'une oeuvre, la critique en tant qu'elle jugerait, consisterait dans une comparaison entre ce que l'auteur a entendu faire et ce qu'il a fait effectivement. Tandis que la valeur d'une oeuvre est une relation singulière et inconstante entre cette oeuvre et quelque lecteur, le mérite propre et intrinsèque de l'auteur est une relation entre lui-même et son dessein: ce mérite est relatif à leur distance; il est mesuré par les difficultés qu'on a trouvées à mener à bien l'entreprise’.
‘Valéry’, voegt Barthes hieraan toe in een interview met Guy le Clec'h, ‘Valéry oppose ici fort bien ce qu'on pourrait appeler la critique du mérite, critique universitaire qui cherche à relier l'oeuvre et les intentions déclarées de l'auteur. La critique de la valeur, celle que soutient la nouvelle critique, développe avec beaucoup plus d'attention et de finesse le rapport entre l'oeuvre passée et le lecteur présent. C'est encore Valéry qui déclare: ‘L'oeuvre dure en tant qu'elle est capable de paraître tout autre que son auteur l'avait faite’.
Het gaat dus de nieuwe kritiek niet meer om wat de auteur heeft willen schrijven, niet om wat hij verklaard heeft te willen schrijven, zelfs niet om wat de lezers er vroeger in gelezen hebben, maar enkel en alleen om wat hij, volgens de nieuwe psychoanalyse, in werkelijkheid, desnoods onbewust, heeft willen schrijven en wat hij daarvan heeft terechtgebracht. Barthes is voor ‘la fluidité historique de la critique. La société invente sans cesse un nouveau langage et invente du même coup une nouvelle critique. Celle qui existe en ce moment est destinée à mourir un jour et ce sera bien’.
Wij van onze kant dachten dat deze beide soorten van
| |
| |
kritiek altijd hebben bestaan. Elke goede studie over Racine heeft altijd moeten weergeven wat deze auteur destijds wilde schrijven, bewust en onbewust, voor zover dat uit de geschiedenis van zijn leven en werk en uit zijn tekst blijkt en daarna wat zijn werk ons nu nog zegt. Dat is dan ook wat Prof. Picard ertegen opwerpt.
| |
Prof. Picard, Barthes en Racine
Picard noemt de studie van Barthes: ‘une offensive curieuse et nullement indispensable contre la critique universitaire, qui n'existe pas, au nom d'une nouvelle critique qui n'existe pas non plus’. De stellingen van de nieuwe kritiek ‘manquent de solidité et n'ont aucune valeur explicative. Barthes prétend que l'objectivité est inconcevable en critique et qu'il ne reste plus au critique qu'à annoncer le type de subjectivité qu'il utilise pour lire Racine. Dans ces conditions on peut dire n'importe quoi sur Racine’. Dat heeft een misleidende invloed op de studenten. ‘En Sorbonne on leur apprend à lire un texte. La nouvelle critique leur apprend à ne plus lire, car elle interpose des interprétations entre l'étudiant et le texte et lui propose de rêver dessus’.
Picard toont fotokopieën van wat hij Barthesiaanse onzin noemt, door zijn studenten ingediend. Hij heeft daarna over ‘Bajazet’ van Racine een cursus gegeven, met het gevolg dat zijn Barthesianen ‘ont jugé Barthes très sévèrement’.
‘La compréhension d'une oeuvre n'est certes pas détachée de son lecteur. On peut dire qu'un même texte ne suppose pas deux compréhensions identiques. Mais cela n'implique à mes yeux aucun scepticisme. L'oeuvre présente des éléments objectifs, au premier plan desquels le langage.
Il ne s'agit pas de faire de l'archéologie littéraire. Mais le point de départ consiste à donner aux mots la valeur qu'ils avaient chez le producteur.
Après la compréhension de l'oeuvre, il faut l'intégrer dans les courants de pensée qui ne sont pas forcément ceux de l'époque à laquelle elle appartient. Ainsi Malraux m'a dit un jour que Racine n'existait pas comme dramaturge, que c'était le produit d'une civilisation. C'est exagéré sous cette forme. Mais il est vrai qu'une oeuvre s'insère dans le concert d'une civilisation. En tentant de le faire, on va vers une compréhension objective de l'oeuvre. Enfin on en
| |
| |
cherche les harmoniques dans notre époque et c'est à ce stade que s'établit un dialogue entre cette oeuvre et le lecteur’.
Voor eensluidend afschrift:
G.W.
|
|
Auteursrechtelijk beschermd