openbaar, op hum parkbanken wordt niet getrekkebekt. De kus is het begin van een daad die in het verborgene wordt bedreven.
De realisatie van de lubriekste droom stelt dikwijls teleur, de droom nooit. Heil degene die hem bewaart, wel te verstaan zonder zijn tijd te verdromen. De beste methode om van een bezetene een trieste, geblaseerde sinjeur te maken, is naar alle waarschijnlijkheid hem al het nodige ter beschikking te stellen om zich uit te leven en hem wijs te maken dat het niet immoreel is. Zeer spoedig komt hij nog slechts door flagellaire wreedheden op dreef. Daarna kan hij nog, àls hij het kan, erover schrijven zonder het te doen, zoals Baudelaire en misschien ook wel de Markies. Want hij kan niet meer van meet af herbeginnen bij ‘What the boothblack saw’. De schoenpoetser zag niets méér dan een vrouwenenkel, hij genoot daarvan en zou in trance zijn geraakt van een overzicht tot aan de knie.
De slijtage van het huwelijksbed is maar al te wel bekend, maar men leest zelden dat geen enkele vrouw in eenmaal, en zelfs niet in tien, kan geven wat zij voor een man kan zijn.
Op zoek naar getalenteerde voorgangers om er zich aan op te trekken, beroepen de erotiekers zich op Rabelais, Boccaccio, Margaretha van Navarra. Zij vergeten dat er. erotiek is en erotiek. De drie genoemde libertijnen hebben haast nooit een onvertogen woord geschreven. Het zijn intelligente vlegels die vermaak vinden in het tarten van het zedelijkheidsgespuis en het geamuseerd en amusant, maar nooit smakeloos, beschrijven van doodzonden die dagelijks worden bedreven, maar niet mogen worden vernoemd. Zij hebben niets te maken met schrijvers van vuile boekjes, die men natuurlijk graag leest, maar niet leest zoals men Rabelais en consorten ter hand neemt en geniet.
Ik zal geen van beide soorten erotiekers op het bankje roepen waarop ik zelf even heb gezeten. Zij zijn de vrucht en de medewerkers van onze morele ontwikkeling, die op onze technische, wetenschappelijke en wijsgerige evolutie ver ten achter blijft en thans een grote stap zet. Men kan na het Concilie immers, zonder enige vrees ongelijk te halen, encyclieken voorspellen en bij voorbaat toejuichen, waarin Johannes de zesendertigste de contraceptie met het oog op de wereldhonger tot een plicht van naastenliefde zal uitroepen en Paulus de zeventiende de echtscheiding in welomschreven gevallen tot een gewetensplicht, mits zij aangegaan worde tijdens een Echtscheidingsmis en de kinderen