Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 18(1965)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 990] [p. 990] Vijf gedichten Even romantisch Je ouderlijk huis alleen in de nacht wij smal bijeen in het bed waar je lichaam zijn jeugd heeft verslapen. Wij durven niet naakt zijn. Nog niet. Misschien om de belendende kamers misschien om de herfst in de lakens misschien daar hier gestorven werd. Of wens ik niet te schenden wat ik schond en vind ik nu wat ik nooit vond een kind dat minnend een kind wil blijven dat wijzer dan de warme man die zij straks in haar noden kan hem leert daar zij hier werd verwekt hoe in een nacht als deze uren wat wachten op elkaar geen wachten is maar binnen moederlijke muren te zeldzame gedachtenis. [pagina 991] [p. 991] Klein mirakel Haar glas en zijn afwezige lippen haar lippen en het aanwezig glas dat eer het dienst deed aan haar lippen verbaasd zag dat het ledig was en hoe toen 't weer was volgeschonken het niet haar hand was die het nam haar lippen wel die gulzig dronken alsof de wijn geen wijn meer was alsof het glas geen glas meer was maar lippen die aanwezig waren zo fel aanwezig dat het glas vermoedde hoe van haar twee handen de zekerste de zijne was. [pagina 992] [p. 992] In opdracht De lucht ingaan alleen officieel achter een cockpit papieren lezen zelf gedikteerd door wie ooit gelezen verweesd bedeesd naast nog groter heren Sabena's gehuurde glimlach delen champagne ter hand als men bier begeert eenzaam bedrijf dat niemand mij leert. Het is mij liever in de vage staart naast wie mij mint nu ergens laag en ver mijmerend in een keuken achter een raam de wind ondervraagt. Zal ik dan altijd doffe doorslag zijn prullige paraaf een anders stem en erger nog vanavond op een bed terwijl ik nors een schoen uitschop achter mijn rug een tweede bed te weten waarnaar als ik het licht uitknip een aarzelende hand ik strek en enkel vindt wat ieder raakt die na mij komt of voor mij was zijn neergegooide regenjas. [pagina 993] [p. 993] Nieuwe bril In oude steden soms u zelf ontmoeten langs water bijvoorbeeld te wintertijd het beste seizoen om de man te groeten die gij niet waart maar die gij zijt. Hij is niet alleen maar wie de onbekende natuurlijk een vrouw nooit eerder gezien in een vliegtuig haven nacht of legende noch na uw dood ook niet voordien. Vreemd vraagt gij u af hij spreekt met zijn woorden woont in mijn kleren onthult mijn gezicht en dat ze reeds aan elkander behoorden verklappen hun handen aan 't licht. Uw eenzamer glimlach vertrouwde straten in een spiegelruit uw haar in de wind wie naast hem liep heeft u nimmer verlaten gij hebt haar niet genoeg bemind. [pagina 994] [p. 994] Hechtenis Mijn schaduw tast een graf weer af vader al jaren op water en klei ik in mijn voornaam nog vogelvrij. Men heeft vader gezegd een mens denkt soms in ouders ook een zoon is een zoon is een zoon. Of een woord en een woord is wat vocht in de mond wat slijk in de hersens. Tot men zelf in een graf een stap in de klei twee handen vol braille een schaduw voorziet een voornaam benijdt uit wat water bevrijd die uw zoon is uw zoon is een woord is. KAREL JONCKHEERE Vorige Volgende