Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 17
(1964)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 807]
| |
Laten we bij wijze van inleiding tot deze rubriek de gedachten naar voren brengen die Charles Angoff heeft ontwikkeld op het jongste Pen-Clubcongres te Oslo, op 25 juni j.l., te 15 h.
Een paar dagen geleden hadden we het genoegen deze Mr. Angoff in onze sparrenbossen te ontmoeten. Hij had recht op onze dank. Het is mede door zijn toedoen dat het Vlaams nummer kon tot stand komen van het Amerikaans tijdschrift ‘The Literary Review’, driemaandelijks uitgegeven door de ‘Fairleigh Dickinson University’ te Teaneck, New-Jersey, waar Charles Angoff professor is in Angelsaksische letterkunde. In het winternummer 1961-62 had Nederland op eigen houtje en zonder aan de Vlamingen te denken een afzonderlijk ‘Netherlands number’ kunnen uitgegeven krijgen, van Jacques Bloem tot Campert. Dadelijk hierop werd met behulp van Jan-Albert Goris een afspraak gemaakt voor een deze lente verschenen ‘Flemish number’, van Streuvels tot Paul Snoek.
Mr. Angoff heeft ons uitgevraagd over nog andere literaturen en krabbels opgenomen voor een Frans-Belgisch nummer, een Afrikaans nummer, een Roemeens, e.a. Als we elkaar niet helpen, gebeurt er niets. Wij hopen op onze beurt ook door anderen te worden geholpen. Vertalen is een kwestie van contact in al de betekenissen. Als ik ooit nog een liefdegedicht zou schrijven, zou het beginnen: ‘Ik lig je te vertalen in mijn armen. Vertaal mij mee’.
Mr. Angoff, mijn eerste vraag stel ik niet namens auteurs en uitgevers, die persoonlijk belang bij de vermenigvuldiging van hun werk hebben; ik stel ze boven alle materiële baten: waarom moet er vertaald worden?
In onze onstuimigheid en onze geestdrift voor het fenomeen vertaling mogen we niet denken dat vertalingen de schuld zijn van al onze moeilijkheden vandaag en evenmin dat vertalen ons van alles zal genezen. De semantiek kan moeilijk als oorzaak worden beschouwd van de koude oorlog en de semantiek is evenmin een medicament ervoor.
De dag van vandaag is er in de uitgestrekte domeinen van de politieke gedachte veel minder misverstand dan men zou menen. Tirannen van alle kleur weten drommels goed wat democratie, vrijheid en vrijdom betekenen. Ook hun volk weet het en zij die deze mening wijd open willen verkondigen vullen de gevangenissen van de totalitaire staten. | |
[pagina 808]
| |
En onze vertalingen?
Andere dan politieke krachten - psychologische, economische en godsdienstige - zijn ook aan het werk. Welnu, betere vertalingen van de ‘Magna Charta’ of van de Amerikaanse ‘Declaration of Independence’ zullen de politieke problemen niet helpen oplossen. Nochtans zouden er meer vertalingen moeten zijn, maar vertalingen baren grote zorgen.
Ik spits mijn oren.
Elke mededeling is een vorm van vertaling maar in essentie kan deze mededeling niet helemaal worden vertaald. Iedereen is een eiland, voor de anderen eens en eens voor zich zelf. We werden als eenling geboren, leven als eenling en gaan ook afzonderlijk dood. Maar de imperatieven van het sociale bestaan brengen mee dat we de engte die ons van een ander scheidt moeten overbruggen. Volledig overbruggen gaat echter niet, de afstand kan alleen wat smaller worden. Hoewel geen enkele taal volledig voldoet, zorgt ze toch voor een groter comfort in de sociale omgang en in een onvolmaakte wereld kunnen we de taal hiervoor erkentelijk zijn.
Als dus de vertaling van iemands eigen gedachten in de taal van zijn eigen milieu reeds moeilijkheden biedt, dan wordt het nog erger als men deze gedachten wil overbrengen in de taal van een ander midden. Sommige van deze moeilijkheden zijn misschien onoverkomelijk maar andere kunnen, bij wijze van spreken, om de tuin worden geleid.
Hebt gij reeds vertaald?
Voortgaande op mijn eigen ervaring als auteur van fiction en non-fiction, als professor en als redacteur van ‘The Literary Review’ die heel wat vertalingen bracht, gij weet het, soms hele nummers, kan ik dadelijk verklaren dat de Italiaanse spreuk ‘vertalen is verraad’ een te verwerpen vorm van intellectueel snobisme is.
De diverse bijbelvertalingen uit het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks hebben zeer dicht de betekenis benaderd die de oorspronkelijke auteurs waarschijnlijk hebben gewild - of wat God en Mozes en het Evangelie bedoeld hebben, als ge uw theologische opvatting nog zoudt bewaard hebben volgens de traditie. We hebben voldoende bewijzen om deze bewering te staven.
Vanzelfsprekend zou de bijbel voor elke generatie opnieuw dienen vertaald, willen we op de hoogte blijven van | |
[pagina 809]
| |
de jongste vondsten op filosofisch en archeologisch gebied. Wat niet zeggen wil dat de nieuwe vertalingen de oude volledig zouden verdringen. Ze zuiveren ze alleen. Het oude Hebreeuwse woord almah in de befaamde passus uit Isaï - en dit weten we nu - betekent een jonge ongehuwde vrouw en niet een maagd. Uit hedendaagse sociale verslagen en statistieken weten we voldoende dat beiden lang niet altijd synoniem zijn. Ze zullen waarschijnlijk ook geen synoniem geweest zijn in die verre bijbelse dagen. Maar de essentiële les van de fabel of van het historisch feit - zoek maar op - blijft zonder twijfel gevrijwaard. Jezus werd hoe dan ook geboren en een heel stuk doctrine, overwegend aan hem toegeschreven, ligt over het aangezicht van de aarde verspreid.
Sommige mensen hebben het moeilijk het verhaal van Jezus en andere fragmenten uit de bijbel te aanvaarden. Maar ze begrijpen toch wat er wordt gezegd.
De Tonga uit de Stille Zuidzee beschouwen eigenlijk alle toespelingen op voedsel en het menselijk lichaam als onzedig. Vermits de bijbel bijna bestendig verwijst naar beide dingen, vergt het vanwege de verbeelding en het fatsoen een hele krachtsinspanning om het boek in het Tonganees een kans te gunnen. De vertaling liep dan ook over twee etappes. Eerst een vertaling zoals het er had kunnen staan en dan uit die voor ons normale tekst een adaptatie buiten de woorden om, maar binnen de gedachtengang van de Tonga.
De bijbel is nu eenmaal de bijbel. Maar what about minder sublieme boeken en meer mondaine auteurs?
Bekijk eens het Engels en de Germaanse talen. Ze verschillen in soepelheid, in kleurenrijkdom, in boventoon, in wat ik wil noemen ‘environmental echoes’. Toch was het een Duitser, Schelling, die recht in Shakespeares teksthart keek, in een tijd toen Engeland zelf hem ruimschoots aan het vergeten was. Oxford heeft zelfs enkele vroege folio's weggegooid omdat ze ‘nuttige ruimte’ innamen. Het waren toch ook de Duitsers die de kampioenen bleken voor de verspreiding van Shakespeare op het vasteland; zij hebben hem tot de wereldfiguur gemaakt die hij nu is op de 400ste verjaring van zijn geboorte.
Was de eerste Duitse vertaling een betrouwbare?
Inderdaad. Was ze vergermaniseerd, was ze vertekend door de lenzen van de dominante Duitse Weltanschauung te dien tijde? Wie zal het ons zeggen? Wat we wel weten | |
[pagina 810]
| |
is dat een vertaling in het Russisch Tolstoï met afschuw vervulde, waar in dezelfde tijd Engelse vertalingen van Tolstoï door de Engelsen ten zeerste werden gesmaakt.
Wij hebben daar het woord ‘betrouwbaar’ uitgesproken. Wat betekent betrouwbaar, ‘faithful’?
We moeten ons dit afvragen. Betekent betrouwbaar ‘letterlijk’? Of betrouwbaar naar de zin? Maar wie zal ons vertellen wat de oorspronkelijke betekenis was voor de auteur, vooral sedert de man zich waarschijnlijk in den beginne zelf niet goed kende? De beste auteurs hebben zelden belangstelling over voor een intellectuele betekenis, te meer voor percepties die wolken echo's en aroma's meeslepen, waarin ze waren gehuld toen ze aan het scheppen waren en die ontstonden in hun onderbewustzijn. Verder weten de goede auteurs ook dat hun woorden alleen maar kunnen suggereren wat zij in hun binnenste gewaar werden. Welnu, het succes van deze suggesties hangt zowel af van talent en geluk. De beste auteurs zijn niet bestendig op hun best. Alleen de tweederangsschrijvers zijn altijd op hun best. Het zal u dus duidelijk zijn geworden dat de uitdrukking ‘betrouwbare vertaling’ op zich zelf weinig betekent. Dergelijke vertaling, wanneer ze opgedreven wordt tot een extreme letterlijkheid, is volstrekt waardeloos.
Enkele concrete problemen, Mr. Angoff.
Ze bestaan zonder enige twijfel. Herinner u wijlen Robert Frosts uitspraak: ‘Poëzie is wat verloren gaat bij vertaling’. Dit is overdreven. Frost beklaagde er zich in werkelijkheid over dat hij niet meer was vertaald. Maar in zijn opmerking steekt heel zeker waarheid.
Men zou er kunnen aan toevoegen dat niet alleen de poëzie verloren gaat maar ook de ‘circle of mores’, de zedelijke sfeer, het bestaansklimaat. Een van de jongste nummers van onze ‘Literary Review’ was gewijd aan de geschriften van wat men een kleinere natie noemt. Het was een van onze beste uitgaven. Ik ging persoonlijk een auteur opzoeken, hij was met een kortverhaal vertegenwoordigd. Dit verhaal werd door een Amerikaans criticus met verantwoordelijkheidsbesef een ‘blazing masterpiece’ genoemd. Het ging over een arme vrouw die gehuwd was en de moeder van een bende kinderen maar met dezelfde moeite verhoogde ze het familieinkomen op de sedert mensenheugenis gekende manier. De auteur van dit verhaal kent iets of wat Engels. Ik vroeg hem wat hij over de vertaling dacht die gemaakt | |
[pagina 811]
| |
was door een vriend. ‘Een beleefd man’, sprak hij enigszins aarzelend. Anderen hebben mij intussen gezegd dat hij misnoegd was omdat de vertaling meer geleek op een sociologische studie dan op een zuiver fictieverhaal.
Ik vertelde dit eens aan de eminente linguïst Dr. Chaim Rabin van de Hebreeuwse universiteit en hij antwoordde zonder talmen: ‘Natuurlijk. Voor die en die is prostitutie een gewoon geval, dat aanvaard wordt soms met tragiek, soms met humor. Een Engelse vertaling moet noodzakelijkerwijze vals zijn tegenover het oorspronkelijk werk. Het kan zelfs dat dit verhaal in zijn essentie onvertaalbaar is. Wat dan weer niet betekent dat het niet zou moeten vertaald worden, maar dergelijke omzetting kan waarschijnlijk niet anders dan verkeerd zijn’.
Zijn het alleen dichters die dichters moeten vertalen en auteurs van fictie hun confraters?
Wie zal beweren dat John Ciardi's vertaling van Dante beter is dan die van Dorothy Sayre? Daarnaast blijkt dat Boris Pasternaks vertalingen van Shakespeare uitstekend zijn. Wat dit allemaal inhoudt weet ik niet.
Sommigen zijn van oordeel dat een werk groepsgewijze dient vertaald en niet door een individu?
Waarom zou dit absurd zijn? Lees eens de bijbelversie van King James. Het werk van een groep. Nochtans worden wij op dit moment ironisch aangekeken door Martin Luther die het werk alleen klaarspeelde. Aan deze dingen is geen touw te knopen. Het bestaan steekt nu eenmaal vol met kleine mysteries. Het lijkt wel dat noch God noch de natuur helemaal kunnen vertrouwd worden. Of begrepen. Dezelfde kracht die Wolfgang Amadeus Mozart en John Keats schiep zette ook haar handtekening onder Generalísimo Franco en Jozef Stalin.
Soms hoort men dat een vertaling beter is dan het origineel. Wie kan daarover oordelen?
Nog zo'n delicaat geval. Het kan echter waar zijn dat een vreemd gehoor minder of meer in een auteur ziet dan de vele lezers van het oorspronkelijk stuk. Er zijn er die beweren dat de Franse vertalingen van Faulkner veel verhullen van zijn pretentieachtigheid, zijn duisterzijn en zijn leegheid. Waar de zeldzame vertalingen van Robert Frost in het Frans geen recht laten wedervaren aan dezes waardigheid, zijn diepte, zijn groot verdriet en zijn verbale magie. Dit | |
[pagina 812]
| |
zou dan verklaren waarom Faulkner in Frankrijk wordt op de handen gedragen en Frost onbemind is. Terloops nog een ander voorbeeld: I.J. Singer wiens werk in sommige kringen sterk wordt gewaardeerd, maakt minder indruk in het oorspronkelijke Jiddisch dan zijn Engelse vertalingen.
Wij hebben zo'n voorbeeld gehad met onze Hendrik Conscience wiens vertalingen in het Frans ook voller en rijker aandoen.
Soms gebeurt het dat een vertaling van een boek terug in de oorspronkelijke taal, die door de geschilderde personages wordt gesproken, een zeer vreemd resultaat oplevert. Er bestaat een mooie roman over het joodse leven in de Verenigde Staten tijdens de eerste decade van de eeuw. Hij heet ‘De opkomst van David Levinsky’ en werd geschreven door Abraham Cahan, die lange tijd redacteur was van ‘The Jewish Daily Forward’. Hij schreef de roman in het Engels. Jarenlang pleitte ik bij de redacteurs van de ‘Forward’ om het boek in het Jiddisch vertaald te krijgen. Deze taal is, terloops gezegd, een van de oudste, kleurrijkste en populairste van de aardbol. Ik dacht namelijk dat het zout van het joodse leven beter tot zijn recht zou komen. Ten slotte werd de roman vertaald in het Jiddisch door een bekwaam man en alles wat er overbleef was een fictionverhaal van de goedkope soort.
Welk besluit trekt gij uit dit alles?
Wat kunnen we doen? Het enige antwoord dunkt mij is voortgaan met vertalen van de ene taal in de andere. Er blijft altijd genoeg over om de moeite te belonen. Nooit mogen we vergeten dat het gevaar van mislukken altijd aanwezig is maar we zijn ook niet onkundig van het feit dat de vreugde van het slagen ook weer tot de mogelijkheden behoort.
In ‘The Literary Review’ hebben wij Engelse vertalingen gedrukt van heel wat verhalen, gedichten, toneelstukken en essays uit het Turks, het Nederlands (Noord en Zuid), het Hebreeuws, het Hindi, het Frans, het Spaans, het Portugees, het Roemeens, het Pools, het Filippijns, het Yiddisj, het Chinees, het Japans en nog andere talen, en uit alle landen ter wereld zijn lezers er rijker door geworden.
Wij zijn blij te kunnen geloven dat wij misschien op die wijze hebben bijgedragen om de door iedereen gehoopte broederschap te helpen bewerkstelligen. Het universele uit de literaire kunst schijnt zeer dikwijls van de ene taal naar | |
[pagina 813]
| |
de andere te kunnen overkomen. Bekeken in een ver perspectief kan de erkenning van deze universaliteit allicht beter in de hand worden gewerkt dan gebeden en diplomatie tot nog toe vermochten. K.J. |
|