Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 17
(1964)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 370]
| |
2.Een mensenleven dieper dan mijn ogen
rust mijn vaders schedel.
Nog anderhalve meter
van mijn begane grond.
| |
3.In deze zachte vrouw
groeide een kind van mij.
Nu is de wereld reeds
te klein voor hem geworden.
| |
4.Ik luister naar mijn zoon, hij zingt,
muziek en woorden van een vreemdeling.
En ik die dacht dat kinderroof
gestraft werd door de wet.
| |
5.In dit boek staan mijn verzen,
staat mijn afval te lezen.
Of ben ik soms de afval
van deze gedichten gebleven?
| |
[pagina 371]
| |
6.Maat na maat heeft Ravel
verlost zijn droom uitgeschreven,
maat na maat wordt hij door dit kind
weer in zijn droom gedreven.
| |
7.Uit een wildstropersstrik
heb ik woest onze huiskat bevrijd.
Daar ze oud wordt en vies
hopen we dat ze vlug vanzelf zal sterven.
| |
8.Rijden door mistweer bij avond
op weg naar een stervende vriend,
voor zijn drempel vernemen dat hij dood is,
misschien kwam hij mij tegemoet.
| |
9.De beste beeldhouwer blijkt nog de dood:
één exemplaar in unieke materie,
naar het levend model
tot abstraktie gedoemd.
| |
10.Houtsblok in haardvuur:
geestdriftige stem
die zichzelf overtuigt
dat sterven is schoner dan slapen.
| |
11.Een goedgelezen boek herlezen
is veranderen van naam,
door een gebarsten raam
zijn blik bezeren.
KAREL JONCKHEERE
|
|