extra van te vergewissen, wat voor een instelling het precies betrof. Ik weet dus niet ééns, of het een officieel instituut gold, van de openbare instanties afhankelijk, of dat het daarentegen om een privé-ininiatief van b.v. katholieke of anders gezinde caritatieve aard ging.
Het interesseert mij trouwens geen snars!
Wat mij wél interesseert is het hemeltergend en verregaand immoreel schandaal, dat in de tweede helft van de twintigste eeuw, in een welvarend Westeuropese gemeenschap, een initiatief van sublieme en daadwerkelijke menselijke naastenliefde ertoe verplicht wordt, uit bedelen te gaan. Té zelden denken wij grondig over zo iets na: wij kopen een bloempje van het Rode Kruis, wij stoppen een vijffrankstuk in de bus van een of ander ‘goed werk’ en geloven het verder wel.
Tot wij ons op zekere dag plots gaan afvragen, in wat voor een wereld wij eigenlijk leven?
Wel is het zo, dat wij niet blind zijn voor de psychologische betekenis van een rechtstreeks beroep op de menselijke solidariteit, wanneer vrouwen, mannen en kinderen met inzamelbussen er ons aan herinneren, dat er nog veel leed gelenigd moet worden en dat wij de hoeders onzer broeders zijn. Voor de daadwerkelijke hulp aan de medemens kan er immers nooit geld genoeg zijn! Als morgen de stichting waar het in de televisie over ging, tot de slotsom komt, dat de gehandicapte kinderen er wél zouden bij varen, moest hun een langdurig verblijf worden gewaarborgd in een van alle commoditeiten en van de meest recente medische snufjes voorzien sanatorium in het Zwitserse hooggebergte of aan de boorden van de Middellandse Zee, dan zou men uiteraard aanvaarden, dat er een spoedactie worde ingezet om de nodige kapitalen zonder verder verwijl rechtstreeks bij de ganse bevolking te betrekken.
Maar dàt was het niet, waar de mensen voor de camera's om vroegen. Ze zouden er vermoedelijk niet ééns van durven dromen. Hun ambitie reikte niet verder dan het vinden van een beetje hulp om hun taak tenminste in de minimum-condities te kunnen voortzetten, een taak die zij tot dusver blijkbaar in de meest beschamende omstandigheden van armoe-sta-bij hadden moeten verrichten.
Het doet mij - even een parenthesis - denken aan die heerlijke kerel van een dr. Alexander, directeur van het Zeesanatorium te Wenduine, die alles op haren en snaren