Worstenvullerij
Ik heb door een uwer marginalia in ‘Volksgazet’ vernomen, Hubert, dat een letterkundig stadsgenoot het met feiten gevuld verhaal worstenvullerij noemt. Ik heb diezelfde het werk van Elsschot ‘vals’ horen noemen en in Dietse Warande en Belfort werd zijn verzameld werk door Lieve Scheer onlangs gekenmerkt als ‘dorre machteloosheid’. Dat is in mijn ogen echter geen reden om het verwijt van worstenvullerij af te wijzen. Ik begin altijd met de scherpste kritiek volledig gelijk te geven. Dat doe ik niet door overleg, maar instinctief. Nog nooit is mij iets ten laste gelegd dat ik mij zelf bij het schrijven niet herhaaldelijk had verweten. Nog nooit heb ik een boek geschreven zonder het opeens in volslagen wanhoop totaal waardeloos en mislukt te vinden en telkens waren het eerst en vooral de specifieke kwaliteiten welke ik het wilde meegeven die mij als onherstelbare fouten en gebreken voorkwamen. Gij weet waarschijnlijk dat al de mystieken vertwijfelingen kennen die zij nachten noemen en waarin zij menen door God verlaten op de slechte weg en verdoemd te zijn. Dat doet mij vermoeden dat al wie geruime tijd in hoogspanning leeft, ineenstortingen van de ziel moet doormaken die men in aëronautentaal luchtzakken noemt. De pogingen om daaruit te geraken zijn van zeer diverse aard en vormen tezamen een verdubbelde krachtsinspanning. Daarom beschouw ik ze achteraf als een zegen voor de schrijver en zijn werk. Zij harnast hem tegen ijdelheid en laat in zijn herinnering het schrijven van elk boek beklijven als een echt en belangrijk geestesgebeuren. Wanneer alles achter de rug is, wordt het laatste dat ik distilleer uit een kritiek, waarmee ik mij lang tevoren zelf bloedig heb gekwetst, een zeer helder inzicht in de mentaliteit van de criticus en zijn motieven. Dat stemt mij́ in dit geval tot ruim begrip en deernis. Het is in de letterlijke zin van het woord de uiting van iemand die zijn worstjes met wind vult en daar
onvermijdelijk nu en dan wat laat van vliegen.
G.W.