naast het slot, als er ooit een slot is. Want wat bedoelt hij met ‘het parfum van een esoterische elite’, met ‘lang zal het syndroom van de “poésie pure” niet meer op zich laten wachten’ en, vooral, wat betekent zijn malse dooddoener ‘hun bijdragen vertonen alle symptomen van een romantische voorstelling van de poëzie’? Deze romantische voorstelling vindt hij dan in de vijf aangehaalde kwalen, retoriek, enz.
Wat heeft de voorstelling van iets te maken met het voorgestelde zelf? Wat een temperament met de waarde van een principe? Of ik nu nuchter zeg: een en een is twee of ik roep dit vloekend, retorischnaïef, als een toornend schoolmeester, de rekenkunde blijft recht.
Is een vaststelling als ‘experimenteren uit het Niet’ voor Hans werkelijk duister? Dat hij wat meer Vlamingen leze, o.m. de brieven die Erik van Ruysbeek en ik eens schreven, zelfs tweemaal gedrukt bij de uitgeverij van dit blad, waarin ze verschenen, getiteld ‘Poëzie en experiment’. Als dit hem te veel is, laat me dan één voorbeeld geven, het lettrisme van mijn vriend, de Roemeen Isou. Of kent hij alleen maar, hoe is het ook weer, ‘Ote bote boe’? Pogen poëzie te maken door het alfabet door elkaar te klutsen - ik ben er niet tegen - is volgens mij experimenteren uit het Niet. Dat er resultaten mee te behalen zijn wilde ik suggereren door Niet met een hoofdletter te schrijven. Zoals ik in min drie geloof (- 3), geloof ik in ‘niet iets’. Werd Sleutelaar door zijn moeder, of kende hij geen jeugd?, nooit het verhaaltje verteld van ‘Domme Hans’, die een klomp goud voor veel minder verwisselde tot hij ten slotte niets meer had? Dit niets houdt voor mij veel meer poëzie in dan een kilo samengesmolten pepita's.
En wat heeft mijn ‘ware dichter’ misdaan?
Ik geef toe dat men dichter is of niet. Het woord ‘waar’ mag er dus gerust af. Als ik echter het woord ‘waar’ toch koppelde aan dichter, dan had de context dit nodig. Dit zou kunnen volstaan.
Maar ik zie wèl de mogelijkheid in om het woord ‘waar’ toch te gebruiken in andere verbanden. Is het de moeite? Misschien voor Sleutelaar.
Als een roos is ‘a rose is a rose is a rose...’, dan is een roos van plastic in ons schamel woordgebruik ook een roos. Een ware? In mijn tuin staan honderd sparren, rechte, scheve en schotse. Alle zijn (ware) sparren. Twee heb ik nochtans weggehakt. Ze kregen nooit zijtakken, wilden het alleen in de top doen en dan nog. Ze waren niet mooi en, let wel, ook niet lelijk genoeg om spar te zijn. Het waren voor mij niet de ware.
Zo ken ik meer onware dichters dan echte. Ze hebben niets te zeggen, kunnen zelfs dat niets niet zeggen maar toch geloven ze dat ze dichter zijn. Wie geeft mij het recht te verklaren dat zij zich geen dichter voelen? Maar wie ontkent mij het recht ze tot de artifexen te rekenen? Daarenboven is een echt dichter niet altijd echt dichter. Herman Gorter, Willem Kloos, ook Guido Gezelle deden dikwijls alsof. Tijdens dit alsof waren ze niet waar. Of moet ik zeggen: vals, ziek, slecht, leeg, wepel? Geen bezwaar. Als we elkaar maar willen begrijpen.
K.J.