Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 15(1961-1962)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1117] [p. 1117] De schimmelruiter Morgen wellicht nokturne op het uitgespannen weefsel mijn kindergaarde zwijgend opgeknoopt en zuivere weeklacht in het poppenhuis ik moet de haan nog horen schreeuwen nog pogen mijn gebeden te ontgraven voor men in mijn ingewanden boort waarschijnlijk een van de dagen die stram op het noorden te blaten staan morgen wellicht [pagina 1118] [p. 1118] Orfeus voor jean cocteau ik spreek de taal niet meer van mensen en van dieren eeuwen geheimen hebben mij van u vervreemd hebben doorheen mijn wanden uitgeschreeuwd hun blind besef van schuld en nederlaag voorgoed - dit vreselijke weten ik hoor de stemmen in mijn bloed tegen het touwwerk van de masten slaan op elke brug staren verlies en ondergang mij helder aan ik ga de nachten in en uit met diep in mij de woorden van de honderdman als een bekend verwijt ik heb de dood in haar verlatenheid bezocht en niet gevonden niet herkend de diepten van haar grenzeloos verdriet mijn onmacht zal de poorten sluiten op de verwoesting van mijn onaantastbaar rijk geluidloos gaan de vallen open voorbij de kustlijn stoot ik op mijn eigen lijk [pagina 1119] [p. 1119] Langzaam langzaam tot steen geworden met de stem van zeven stromen die sliepen in het huis de handen aan de lippen langzaam verbijsterd door de schaduw die het oeverland van heuvels tweevoudig sneed in mijn koraal langzaam in puin gevallen na de doortocht van het kind langzaam herleid tot lichaam langzaam [pagina 1120] [p. 1120] Complainte golven eeuwen geleden aangespoeld sluiten de stemmen in zich op die langzaam op mijn schaduw overeind gaan staan die onverstoorbaar in mij huizen gaan als in een holte van de tijd waaraan geen eindpunt is en geen vergetelheid ik heb de algen in mij als een dracht waaraan geen liefde vreemd gebleven is eens moet het zout versterven op mijn open lippen op een vergeefse tocht uit mijn omslotenheid vandaan - onder de vloedlijn schuilt een nieuw gemis [pagina 1121] [p. 1121] Tcha-tcha-tcha au soleil had ik een huis in alle heuvels van het vasteland een woning onvervreemdbaar op het helder schuim der golven waar men naar binnen wandelt als een tijdverdrijf een klein vergeten en een groot verdriet temeer ik had alleen een zon die klagend om de stilte hing als om het sterven van de zomer te bewenen in woorden zonder bloed uit handen zonder stem een nieuwe wonde in de uitgebrande lenden ik had een eiland en een schaduwrijke boom verdediging misschien - en verder niets - een zon die mij met blindheid sloeg en door mijn lichaam heen wellicht het eenzaam landschap aan de overkant kon zien NIC VERLO Vorige Volgende