sen dat enkele nog weldenkende katholieken in Vlaanderen blozend de oren afwenden nadat ze H. enkele momenten hebben beluisterd. H. mocht dit trouwens persoonlijk ondervinden, toen de Minister hem zijn prijsje uitreikte en met een monkel in de rechtermondhoek zei dat Georgs vlijt werd bekroond.
H. is een typisch Duits trekpaard. Van dichterbij bekeken is hij natuurlijk maar een trekezel, vriend Asinus vergeve me het ijdelijk gebruik van zijn naam. Trekken dat H. kan, geen één doet het hem na, honderd vertalingen in zoveel jaren tijd. Wie echter de voren achter de hoeven bestaart, schudt de kop en vraagt zich af waarom H. hardnekkig zijn vertaalploeg door een hoop Rijnzand trekt. Het is ploegen om te ploegen, hij verplaatst alleen maar wat onkruid (van Vlaanderen naar Duitsland), dat in leven blijft door een gieter gevuld met wijwater.
H.'s lezers moeten gauw tevreden zijn. Ik zie ze zitten. Een paar ouderen, die het beste van Felix Timmermans niet kennen of begrijpen, een dozijn anderen die zich afvragen waarom Ernest Claes nog de Nobelprijs niet heeft gekregen en dan de duizenden anderen die H.'s Duits lezen, zoals Davidsfondsers al of niet de ‘Avonturen van een kuis wierookvat’ in huis hebben. Kortom een braaf stel provinciale tammeriken, die niet beter weten.
Laten we de betekenis van koster Hermanowski niet overschatten. De man is overtuigd van zijn goede daden en heeft later recht op zaligheid, de alombekende, uit hoofde van hoofdeloosheid. Hij kan ons niet bedriegen, niet toornig maken, niet bedroefd. Georg Hermanowski heeft grenzeloos recht op onze onverschilligheid. Zijn volk en zijn bodem op onze verbazing en achterdocht. Want wie hem gelooft, kan morgen weer een ander geloven, een minder argeloze.
Laten wij intussen ons door die lompe rattenvanger niet meetronen naar zijn moerassig gebied. Hij ontkent de eenheid van de Nederlandse letteren en zijn taktiek is zo doorzichtig als bekrompen en egoïstisch. Door de nadruk te leggen op het exclusief katholiek karakter van de Zuidnederlandse geschriften verwekt hij voor zich zelf en voor naïevelingen de indruk dat hij een volledige letterkunde vertaalt. Brachin uit Parijs is ons ook eens komen beleren dat het heil van de Vlaamse schrijver in de traditie ligt van Gezelle en Timmermans. Alles wat hiervan afwijkt in Noord en Zuid is links verraad tegenover onze Moeder, wat voor de lepe heren te vertalen is door verraad tegenover hun veroogklept systeem.
Het pleit niet voor sommige Vlaamse bladen dat ze hun kolommen openstellen voor Hermanowski's prietpraat. Hebben ze dan werkelijk altijd een masters voice, verzeihen Sie, een Herrenstimme nodig om een opinie te koesteren, waartoe men zelf niet de moed bezit? Wat een flauwe bende zijn we toch.
Hermanus Hermanowski tracht zijn accent te lenen aan de stem van de Vlaamse leeuw. Wie deze beluistert heeft klauwen en tanden afgelegd, is rijp om Timmermans' ‘Boudewijn’ te worden.
K.J.