zoek de mens
Staatkundig Vlaming
Karel-August Vervier had mijn vriend kunnen zijn.
Hij heeft heel wat spanningen meegemaakt van politieke en andere aard en is er tenslotte in geslaagd een evenwichtig Vlaming te worden. In zijn inleiding tot Verviers ‘Gedichten’ (Snelpersdruk Aug. De Schepper-Philips, Dendermonde, 1873), laat Karel Bogaerd (dichter-werktuigkundige-ambtenaar bij Openbare werken, Kalken 1834 - Laken 1905) hem geboren worden te Gent op 12 Augustus 1789, terwijl Ida von Düringsfeld hem in haar ‘Das geistige Leben der Vlamingen seit dem Wiederaufblühen der Literatur’ (Leipzig-Brussel 1861) drie dagen jonger maakt. Na zijn humaniora in de Centrale School van zijn vaderstad trok hij naar Parijs, waar zijn vaders vriend, l'Abbé Guyot, de jonge man liet inschrijven aan de universiteit, waar hij wat grasduinde in verscheidene faculteiten, om in die van de financiële wetenschappen te belanden want zijn ouders hadden hem liefderijk naar deze branche gedreven.
Elsschot was de eerste Vlaming niet die in Parijs wat bijleerde inzake monetaire en dergelijke finesses.
Van 1809 tot 1814 is Vervier bankier te Gent en met wat hij in zijn kas overhoudt zal hij later mecenas worden voor beginnende Vlaamse dichters. Onze tijdgenoot Maurice Naessens moet trachten een medaillon van Vervier op een van de milde wanden van het Osterriethhuis te Antwerpen aan te brengen.
In 1814 haakte Zuid-Nederland zich los van Frankrijk en de inrichting van ons financieel bestel werd toevertrouwd aan Vervier, dit op uitnodiging van barons van Crumpipen en van Ertborn. Wie daar zegt dat de dichters alleen versvoeten kunnen tellen moet deze opinie herzien. Verviers opdrachtgevers waren zodanig tevreden over hem dat hij in maart 1814 door de toenmalige gouverneur der Nederlandse Provinciën, graaf de Beaufort, werd benoemd tot ontvanger-particulier en een van Oostvlaanderens vier districten kreeg toegewezen, dat van Eeklo. In 1833 werd de plaats afgeschaft.
Tijdens de vereniging met Nederland was Vervier zeer actief als letterkundige. Hij werkte mee aan de ‘Annales Belgiques’, met gedichten en verhalen, en werd lid van de Maatschappij voor Letterkunde te Leiden en van de Zeeuwsche Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen. In 1820 verscheen zijn eerste bundel verzen en hetzelfde jaar werd hij lid van de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen, eerst voor Eeklo dan voor Gent. Na de scheiding zetelde hij als liberaal in het eerste Belgisch Parlement, hoogvlakte Senaat.