zoek de mens
Nieuw proza
Het gezag waarmee elke artistieke schepping, zij weze van een litteraire of welkdanige andere discipline, dient te worden bekleed, is het gezag van nog niet te zijn geschapen, van nieuw te zijn. Nieuw dus kan niet anders dan worden aangevoeld als het verschil tussen wat vroeger werd geschapen en wat thans geschapen wordt. Men ziet onmiddellijk in dat de nieuwe schepping verband houdt met de voorbije, doordien men er het verschil bij moet aanvoelen, doordien men het met het voorbije moet kunnen vergelijken.
Dit toont bij elke schepping de nood aan van de traditie, die de vergelijking mogelijk maakt. Aldus werkt de traditie het ontstaan van het nieuwe in de hand, verre van het te belemmeren of te storen.
Dit belet geenszins te constateren dat het nieuwe geen wortel schiet in het verleden, zoals het dat evenmin in de toekomst kan doen. Maar geen kunstschepping is ooit volwaardig of zij moet nieuw zijn. Zij moet nieuw zijn, wanneer zij aan het licht kwam. Zij kan alleen geboren worden in het huidige, in het tegenwoordige, in het actuele. Het nieuwe ‘gebeurt’ bijgevolg, en kan het moment daarop doodgaan in de tijd. Maar het kan ook dat het nieuwe zijn actualiteit overleeft, ja, dat het nieuwe het over achtereenvolgende actualiteiten uithoudt, als aandurend en vermogend verschil. Zodat men dan vaststelt dat het nieuwe, dat nochtans buiten het actuele niet denkbaar is, zijn actualiteit kan uitiengen in de daaropvolgende, in de toekomstige. En dat het dus ook een duur kan hebben, die zich zogezegd van zijn actualiteit bevrijdt om in daaropvolgende voort te leven. Kortom, een schepping kan langer dan haar actualiteit nieuw blijven, en zij kan zelfs, na te zijn doodgegaan, in een nakomende actualiteit herleven. Zo dat waar is, moet tevens worden aanvaard dat een schepping haar nieuwheid lang na haar actualiteit kan veropenbaren, lang nadat ook de schepper is doodgegaan.
Ontelbaar zijn de artistieke nieuwheden die men slechts na de dood van de kunstenaar heeft kunnen ontdekken, en men zal derhalve niet voorzichtig genoeg zijn bij de beoordeling van esthetische verschijnselen, die des te waardiger zijn, dat ze zich in eigen kuise hermeticiteit weten te verschansen. Een kunstwerk kan niet worden verantwoordelijk gesteld voor de moeite (zelfs onoverkomelijke) die wij ons hebben te geven om er ontvankelijk voor te worden.
Ik heb in N.V.T. altijd gepleit voor eerbied en geduld ten opzichte van litteraire verschijnselen, die door hun experimentele durf zich vrij ongenaakbaar voordeden. Ik weet wel dat hun esoterisch karakter de weg opent voor snobistische modieusheden en schaamteloze mystificaties.