Waarom ik hierop antwoord.
Na beraad meen ik op deze beoordeling te mogen ingaan om de twee volgende redenen.
Een letterkundige interesseert zich uiteraard voor het ganse cultuurleven en verlangt daardoor herhaaldelijk naar contact met deskundigen die hij welstaanshalve niet het eerst kan aanspreken. Richten dezen echter, zoals hier, zelf het woord tot hem, dan grijpt hij gretig de gelegenheid aan om het gesprek uit te breiden.
De zeer ongunstige maar niet onheus geformuleerde beoordeling van mijn bijdrage, blijft uiterst vaag. Mgr geeft mij met zijn brevier een tikje op de wang en zegt: ‘Ga spelen en zie dat ge 't nooit meer doet.’ Dit typeert een trek die het Vlaams geestesleven nog vaak een kweekschooluitzicht geeft. Te veel clerici treden nog op alsof er maar één godsdienst, één deugd, één waarheid, één wetenschap, één kunst bestaat, de hunne, en alsof al wie daar een duimbreed van afwijkt een beklagenswaardige zondaar is voor wie men slechts bidden kan.