held en geaspireerd alter ego au sérieux neemt. Maar precies deze onvermijdelijke houding van een zeer pril schrijver maakt van deze ‘Solo op het kerkhof’ een niet waardeloos document, dat men als volwassene met innige sympathie ter hand neemt, zonder dat daarom de vlot, beeldend maar niet steeds feilloos schrijvende jonge romancier (taalkundig had hij beslist een raadgever in de arm moeten nemen) ons reeds een betrekkelijk geslaagd kunstwerk zou geschonken hebben. Hoogstwaarschijnlijk is voor hem zelf dit verhaal een doeltreffende afreactie van zijn puberteit, wat daarom niet wil zeggen: van zijn jeugd, geweest. Omtrent het feit, dat Bruno Walschap over de nodige stof beschikt om eens een belangwekkend schrijver te worden, hoeft er inmiddels geen voorbehoud gemaakt te worden. Het leven zelf zal hem mettertijd wel de nodige deemoed tegenover het literaire ambacht leren aanvaarden.
Er bestaat beslist een verwantschap tussen zijn talent en dit van zijn zuster Carla Walschap. Ook ‘Hart om Hart’ (A.A.M. Stols) is een boek, dat uit révolte geboren werd, de eeuwige révolte van de jeugd, die zich gefrustreerd voelt, benadeeld door de ouderen en voorlopig haar eigen groeikoortsen als een der essentialia beschouwt van een condition humaine, die zich voor de eerste maal sedert de scheppingsdag aan een jong mens zou openbaren, zulks in afwachting van het moment, waarop men er zich rekenschap zal van geven, dat het destijds allemaal zo geen vaart heeft gelopen. Carla Walschap is echter ouder en als vrouw, zo wil de volksmond het, uiteraard rijper dan haar broer. Zulks manifesteert zich onmiskenbaar ook op het artistieke vlak en in het intuïtief besef van de eisen, door de romancompositie gesteld. Strict genomen heeft Bruno Walschap misschien iets meer talent, doch zijn zuster geeft blijken van een grotere zelfbeheersing en een grotere innerlijke rust, die inderdaad wel aan het chronologische en psychologische leeftijdsverschil zullen te wijten zijn. Ook haar heldin, het Franse meisje Dina, leeft in onvrede met haar familie en met de ongerechtigheden van een burgerlijk, conventioneel bestaan. Maar de schrijfster beseft, dat vaagheid op dit gebied zeer gauw onwaarachtigheid gaat lijken, zij is de puberteit voorbij en voelt intuïtief, dat de opstandigheid van de jeugd een té voor de hand liggend verschijnsel is, opdat men er een roman zou kunnen mee stofferen, zonder het apport van materieel verantwoorde elementen, die het algemene en derhalve weinig onrustbarende geval tot een