Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 13(1959-1960)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Bronnen der slaaploosheid I Kon hij maar behoorlijk schrijven, doch hij schrijft niet als hij mij niet schrijven ziet. - Lieve, tuur niet door de tralies van de letters op de kerkermuur van het papier. - Slapen, hij wou slapen, met zijn hoofd op tafel. In een kano, in de kamer, had hij willen varen rond de helkristallen, maanverlichte kaarsenkroon: en vandaar ons namen geven die in spiegelschrift ontbranden op het kruishout als wij naar de dood verlangen. Hadden wij zijn les toch zelf geschreven: - morgen worden wij verraden, in een hunebed van wensen neergelegd, in een lammervacht gehuld van dromen, met een halssnoer van verdriet en het zwaard van onze nederlagen. [pagina 58] [p. 58] - Ongeboren lieve schrijver, tuur niet langer door mijn tranen op het nutteloos papier. - Want ik had behoorlijk willen schrijven, doch ik schrijf niet als ik hém niet schrijven zie. [pagina 59] [p. 59] II O beet van kindertanden in mijn hand. - Er is geen wonde, er is geen hand. Met haar binnenste rand vlijmscherp en langzaam aan, kwetst de maansikkel een dronken nachtegaal. - Er is geen maansikkel, geen nachtegaal. Op het oorkussen, dicht bij Marias lippen, waken mijn vingers zolang ik ademhaal. [pagina 60] [p. 60] III Onverhoord, van alles vervreemd, de onvindbare Leidsman achterna - waar en wanneer valt de fakkel uit mijn hand, in welke schuilhoek van het huis dat niet vrolijk, niet bewoonbaar is? MAURICE GILLIAMS Vorige Volgende