Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 12(1958-1959)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 430] [p. 430] [Gedichten van Willem M. Roggeman] Het is alles tevergeefs geweest stijgt het water mij in de keel tot de mond boven de vloedlijn van het denken wordt alles ongedaan gemaakt kruid en onkruid weer en onweer het is alles tevergeefs geweest wij leven op een andere toonhoogte hijgend de tong uit de mond laat het dier zich glimlachend vangen onder mijn houten vingeren wijkt het weke vlees ontvlamde navel centrum van mijn heelal toomloos rennen wij in de nacht snuivend als paarden schaterend onze ondergang tegemoet wij ontvluchten het gesprek dat moeras van woorden waarin de veelschrijver verzinkt [pagina 431] [p. 431] en de regelmaat van de branding het bekennen van de vrouw de blakende liefde der eenzamen het is alles tevergeefs geweest [pagina 432] [p. 432] De avonden van april de avonden van april zijn het niet zo veel jonge dieren in doodsstrijd zo veel bewijzen van mijn eerbaarheid mijn liefde mijn schuld de avonden van april beginnen zij niet steeds als een lied warm maar bevreesd snijden zij niet het lichaam open staan zij niet op muren geschreven met krijt door kinderhanden en ach herinner je gingen wij niet altijd dansen op de mosselbanken in het maanlicht ik bouwde je een (hinder)paalwoning maar jij je verlangde een suikeren hartziekte je was amechtig en zwanger en weet je nog nooit lagen er zo veel eieren van geluk op je nest als toen in de avonden van april de avonden van je onverschilligheid WILLEM M. ROGGEMAN Vorige Volgende