Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 8(1954-1955)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Psyche's elegieën om Eros I Is dit een troost: zichzelf een rad voor de ogen draaien en geloven dat wat men eenmaal heeft gehad nooit in de dagen zal verdoven? Ach neen, geen leugen is een troost voor langer dan een korte wijle. De mond, waaraan men eens verpoosd, verkilt en gaat teloor in 't ijle. Dit weten wij in 't eind: de hand zal altijd weer ten afscheid wuiven eer wij, vergrijsd en leeg, naar 't land waar alles blijvend is, verschuiven. [pagina 68] [p. 68] II Hoe roekeloos en schoon die band geweest in 't ongemeten wentelen der tijden: zeg nu vaarwel. Uw lichaam en uw geest gaan wegen langs waar ik u niet kan leiden. Dit ware een uur om droevig bij te zijn en, peilend in het eenzaam hart, te weten, plots klaar, dat alle leed en alle pijn als vrienden in mijn schaduw zijn gezeten. Maar neen, geef niet om mij. Ik zit aan 't raam en kijk, wat ouder en wat wijzer, buiten waar elke roep en elk gebaar uw naam weerkaatst als zilver zingen aan mijn ruiten. Uw leden wekken, schoner dan de dood, herinnering, gezelschap voor mijn dagen, die ik geniet als 't dagelijkse brood. Geen mens, in 't eind, kan meer en beter vragen. MARC MOONEN Vorige Volgende