‘Bevete Coca-Cola’
Zeker, zeker, ze hebben soms lieve snoetjes op die aanplakbiljetten, ik wil er geen kwaad van spreken, men kan er in het voorbijgaan met een zeker welgevallen even zijn blikken overheen laten glijden, al zijn al die Amerikaanse pin-up girls mij veel te veel gestandaardiseerd: hun charmes en hun trucjes lijken onuitstaanbaar vervelend op mekaar - ik stel me voor, als ik in Amerika moest getrouwd zijn, dat ik op den duur mijn eigen vrouw uit de hoop niet meer zou herkennen... niets dan snoeperige snoetjes ach, allemaal snoetjes zonder ziel.
Dat al die glimlachende coca-cola-maagden mij zo jammerlijk weinig kunnen doen wankelen in mijn trouw, ligt echter niet alleen aan het cliché-karakter van hun bekoorlijkheden. De coca-cola zelf kan me eigenlijk niet schelen; dat is, als al die andere limonadetjes, juist goed genoeg voor de verloren triestige momenten dat een mens soms niet weet wat nu te drinken. Maar er zijn de manieren van die coca-cola-maagden; ik bedoel: er zijn de manieren van de reclame die hier wordt gevoerd. Met al die pin-ups op de hoeken van al onze straten willen ze ons aangenaam benevelen, ons glimlachend hypnotiseren, ons onder de bedwelming van een massa-suggestie brengen, tot wij zelfs niet meer proeven hoe die coca-cola eigenlijk smaakt, maar het drankje slikken alleen omdat Jan en Pier en Pauwel het ook zo doen, en wij het allen samen blindelings slikken (als ik het zo mag zeggen), alleen omdat de grote herbergiers die ergens heel ver achter de toonbank staan, het voor ons zo hebben beschikt en uitgeschonken.
Maar ik, ik drink niet mee. Er is een vorm van reclame, en ook van politieke propaganda, die mij, bijna automatisch, weerbarstig maakt en tegendraads. Ik geef het toe, dat ik van nature graag alleen door het leven loop; al ben ik helemaal geen individualist, ik ben een alleenloper, dat is waar. Maar ik wil mij toch ook graag door anderen laten overreden, laten overtuigen, d.w.z. met bewijzen en argumenten mij iets laten aantonen - niet echter mij laten overdonderen. Ik wil niet dat men mij iets opdringt: noch een opvatting