Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 270] [p. 270] Ballade van de public bar Zij drinkt aan dromen in een Bar, Zij zoekt in roes iets liefs te raken, Zij spreekt van 't dode kind van haar En wandelt als het licht op daken. Zij drinkt aan smart die nooit begeeft: Dit kind van haar heeft zij verloren, Zij vraagt aan niemand iets, doch geeft Zich aan wie wil, kan geen behoren. Zij had de schoonheid aan zich lief, Zij droeg haar lichaam in victorie: Meeuw die zich op de golven hief, Een glijdend zeil in wester glorie. Zij spreekt aldoor van 't dode kind, O 't groot verlies vóór het beginnen: Het viel van haar als een wit linnen, Dan stond zij naakt en in de wind. In storm gedreven en in mist, In nachten onder havenlampen, Vond zij de Public Bar, de list Der dranken die de smart omdampen. Of is het dwaas, die pijn in roes? Zij streed nog even tegen 't Ander En dacht aan God en zweeg, zei: ‘smoes’ En sprong in 't ijle, riep: ‘'k verander’. De omarming werd haar ledig als De rook in grauwe winterluchten, [pagina 271] [p. 271] Zij liet zich zoenen in de hals En kon dan als wie af is zuchten. Maar, zonder vrees of aarzeling, Zag ze in de diepten van het leven, Die dieper zijn dan huivering Van Dood en schone wanen geven. Eén heeft er haar te hard omkneld, Zij is daaraan bijna bezweken, Doch lachte vreemd naar het geweld: De spot kon haar groot hart niet breken. Zij dacht dit kind van haar werd man, Hij sloeg op haar en zwoer: ‘wees vroeder!’ Zij snikte om 't plots geluk daarvan. Gij God, maak haar nog eenmaal moeder! DAAN BOENS. Vorige Volgende