Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 3(1948-1949)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Gebed Geef dat, aleer ik ben verrekt op deze mesthoop, die Gij hebt geschapen, mijn geest ergens een zin ontdekt en laat mij dan voor eeuwen slapen eer Gij tot nieuw bestaan mij wekt. Want ik ben moe. De walging voor dit leven doordrenkt als doodlijk gif mijn vlees. Is dit dan wat Gij hebt te geven: een zenuwstreng doorvonkt van vrees, die staag het nulpunt toe moet streven? En Gij schiept dit U tot een lust: dit kluwen vraatverdwaasde wormen, dat moordt en voortteelt onbewust? Geef mij een inzicht in Uw normen eer ik voorgoed word uitgeblust. Of hebt Gij ons wellicht vergeten omdat Uw schepping U bedroog? Al wordt dit vlees van vrees doorvreten als vitriool vreet in een oog - ik zal U vragen naar dit weten. Of is mijn bodem niet bereid en doet Gij duizendmaal mij sterven, terwijl Uw ploeg mij opensplijt, eer ik de zekerheid mag erven van hem, die zich heeft blind geschreid? [pagina 31] [p. 31] Ik weet: Uw wreedheid evenaarde Uw liefde. Hij heeft Uw wet vervuld wien 't leven bloed en tranen baarde. Geef, dat de zin mij wordt onthuld, en dan een kist in tien voet aarde. MAARTEN KAPTEYN. Vorige Volgende