en zo'n beetje eiland wordt (leesbaar, verstond ik;
was het soms leefbaar, als een spraakgebrek?),
of dat het gors of griend is, dat je laarzen
nodig hebt en, wat je zegt, voldoende hout, zodat de steiger
nog een meerpaal krijgt, zo'n zwarte waar
een witte kop, en daar een kokmeeuw op,
bladwijzer voor een kind; wat heb je van je leven?
het was gebleven bij de mannen in het gure van het dorp
die bij de steiger in de luwte van een huisje staan
waar ze soms binnengaan, zo'n mannenhok,
zeg maar gewoon het pishokje, niets erop of -aan;
en daar direct de doodsrivier vandaan;
daar lees je verder nooit eens over, dat de Styx
zo stinkt, dat zij dat soms gedaan... en dat het
daarom weg wou, maar de dijken braken door,
de bruggen waren opgehaald, zoals een neus
voor wat een neus niet weten wil; zo staat een kind
te wachten voor een ook al opgeheven veer,
geen kokmeeuw op een paal - niets leesbaar meer.
(bij: Willem van Toorn, ‘Eiland’, in: Tegen de tijd, p. 33)
Ad Zuiderent
‘Van het eiland’ is geïnspireerd op het gedicht ‘Eiland’ van
Willem van Toorn en werd onlangs bij de presentatie van diens Gedichten
1960-1997 door Ad Zuiderent voorgelezen.