januari 2001
Wat
wat als waarom van de wie ook maar wankelt
en bleek wordt berust dat rivieren niet klimmen?
wil het niet weten en stoot als een ezel
zweef als een steen door de spiegel van kan niet
met een hand voor je ogen en was in je oren
zoek draken op vleugels en dood ze met vuur
en twee machtige woorden die je nu nog niet kent
zing zachtjes en moedig op donkere paden
de ballade van helden mijn hart is mijn hart en we gaan
niet naar huis en schaaf aan je naam tot hij machtig en mooi
wordt gefluisterd zeg vrouw tegen vrouwen
probeer van mij nimmer te houden wat wacht wacht urgenter
vaag is u mijn vuur dat ik daal in de krochten
onder het dwingende vaandel van droom onder mensen
wat als het waar van de weet niet wat wegwuift
en rood wordt beschaamd dat mislukt wat gepoogd wordt?
weet het met trots en val fraai als een ruisende woudreus
drink bruisende drank tot diep in de nacht en lach
van verdriet tot je engelen hoort zie dauw
onder ogen en bloei als een zwijgende stokroos
tot in lengte van dagen jouw lied dat van jou is
en dat je van leven voor geen fles ooit zult zingen
verberg je in schepen naar steden die groot zijn en ver en
verander je naam want van jou zijn je fouten van jou
hun beloning dus tracht je getekend van vrouwen
te houden waardig als ober of nachtportier
en schrijf je bij vuren over dichters die dood zijn
het rijmende raadsel van baarlijke mens onder mensen
wat als de wie van de welke waait
en zwart wordt besloten dat mens elkaar hond is?
probeer niet te weten maar nip als een merel
ruik naar een vrouw die raadselen ruist
stil door de ogen en luistert naar bloemen
bedel met gratie spreek moordenaars aan
met twee edele woorden en zing niet op straat
van hi ha de hond fluit en hola de bola
we gaan niet naar huis hoe hard huilt mijn hart
maar fluister de namen als zou je begrijpen
dat je voet met iedere stap in de ogen van minnaars kan trappen
leeg de asbak van lompen laat voordringers voorgaan
omdat je voor dante de deur openhoudt
het wonder ter wereld heet mens onder mensen
‘Wat’ zal in het voorjaar van 2001 verschijnen in de tweede bundel van Ilja Leonard Pfeijffer, Het glimpen van de welkwiek.