begrijpen wat ik noem met dit woord, zoo zal je dit alleen gelukken, door met volle aandacht, met een effen, open, en blank gemoed alles aan te hooren wat ik gezegd heb en nog zeggen zal.
Voor Dezen, mijnen God strijd ik. Ver ben ik van apathische contemplatie - want ik voel doodelijke haat en brandende liefde, daar ik mensch ben als jij.
Maar in dezen strijd wil ik rechtvaardigheid. Ik erken niet enkel mijn recht, maar ook het recht mijner vijanden. Omdat ik mij niet aanmatig de allerhoogste Rechter zijn, wetende het absoluut Goed en Kwaad. Ik strijd voor mijn recht, voor hetgeen ik voel Goed te zijn.
En zooals de ridders in den strijd der lichamen hoffelijk waren en rechtvaardig, ondanks doodelijke veete, zoo wil ik ook in den strijd der intelligentiën de wapenen gelijk en de vrijheid gelijk ter weerszijden.
Door gevoel kunnen wij niemand overtuigen die niet heeft de sympathie met ons, de kiem van hetgeen wij gevoelen - door rede kunnen wij niemand iets doen gevoelen, wat niet in hem is.
Zoo wil ik niemand alleen door redeneering trachten te brengen tot wat ik voel - noch wil ik hem door de schittering van mijn mooi trachten te overtuigen, als ware het door rede, van mijne wijsheid.
Ik wil zeggen mijzelf, zoo mooi ik kan. Wie mij liefheeft, volge - wie mij antipathisch is hate mij of vermijde mij.
Ik wil ook bouwen in 't opene de theorie mijner sentimenten, niet zoozeer om te overtuigen, maar om hem die mij liefheeft het volgen gemakkelijk te maken. En dit laatste wil ik doen in sobere, geserreerde, kalm-geëmotionneerde taal. Ik wil niet lyrisch zijn bij 't denken, omdat de sonore muziek der woorden en de schittering der beelden meesleept en verblindt, en ons zoowel als den hoorder schijnt te overtuigen, al ware het gansche bouwsel ijdel. Want het subliemste proza blijft even fraai of het leugen of waarheid beschrijft, en Bach's Mattheüs Passion is geen bewijs voor de waarheid van het eerste Evangelie.