De Nieuwe Gids. Jaargang 4(1889)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] Sonnet door Frederik van Eeden. Aan H. Midden in Mei, toen 't zomer worden zou, Had ik een droom vol oud en schoon verdriet. Die 'k ééns heel liefhad, kwam, in donkerblauw, En vroeg mij lachend: ‘Waarom lach je niet?’ Meer niet, - zoo is 't in droomen. - 'k Voelde flauw, 't Was lang, sinds ik door haar het lachen liet, Maar diep mijn droefheid, diep mijn eigen trouw En diep de pijn, dat zíj mij lachen ried. Toen bleef, door 't droomspel van den gansenen nacht, Mijn oude smart weer jong, haar bitterheid Heb ik in veel gepeinzen overdacht. Ontwakend, heb ik mij verbaasd, hoe wreed De ziel onwetend in zichzelve snijdt En 't eigen teeder weefsel diep ontleedt. 11 Mei '89. Vorige Volgende