De Nieuwe Gids. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 475]
| |
Literatuur-Fyziologie.Dr. Th. Swart Abrahamsz heeft in de laatste Juli-aflevering van het tijdschrift ‘De Gids’ een belangrijk artikel voor Multatuli geschreven; belangrijk, omdat er een proeve van literatuur-fyziologie in wordt gegeven en er dus een methode van literatuur-kritiek in wordt beoefend, waarvan nog maar al te weinig werk wordt gemaakt. De literatuur-kritiek kan twee funktiën verrichten: zeggen hoe het werk van een schrijver is, èn zeggen hoe het zoo komt te zijn. De kritiek van dezen schrijver over Multatuli bepaalt zich tot het verrichten der tweede funktie. De schrijver wil alleen verklaren hoe het komt, dat het werk van Multatuli is zooals het is. De schrijver stelt als praemisse, dat het werk van Multatuli abnormaal is, niet goed is, en zegt dan: nu zal ik u verklaren, wat daarvan de oorzaak is. Het artikel is inferieur om twee redenen. Voor-eerst omdat de praemisse er een misschien-valsche is, ten tweede en voornamelijk omdat de schrijver niet verklaart wat de oorzaak is van den toestand, dien hij als aanwezig meent te kunnen konstateeren. De praemisse is er een misschien-valsche: het werk van Multatuli, zegt de schrijver, is niet goed, om dat er tegen zoo veel menschen en dingen in gescholden en geraasd wordt; nu weet ieder, dat on-te-vredenheid en wrevel verkeerde | |
[pagina 476]
| |
zaken zijn, en dus is het werk niet goed. Deze praemisse is er een misschien-valsche, want niet dáarom kan het werk van Multatuli slecht zijn, om dat er zooveel in gescholden en geraasd wordt, want een groot gedeelte der wereldliteratuur bestaat uit heftige betuigingen van on-te-vredenheid en wrevel, van Christus tot Luther, van Mozes tot Swift, van Rousseau tot Vallès, en ieder-een weet, dat van de grootste poëmen door een sentiment van haat of van spot zijn ingegeven. Gestyleerd schelden is de voornaamste levensbezigheid geweest van minstens de helft der beste exemplaren van het menschenras. Niet dáarom dus, maar wel hiérom kan het werk van Multatuli slecht zijn, om dat hij zijn wrevel niet in superieur gestyleerd schelden heeft weten te uiten, om dat hij er geen poëmen, geen kunst m.a.w., van heeft weten te maken. Niet dat hij een ‘neurasthenicus’ was belette hem dat. Integendeel, had hij meer gedaan aan ‘zwemmen, biljarten en paardrijden,’ dan zou hij waarschijnlijk nóg minder goede kunst hebben voortgebracht dan hij heeft gedaan, want alle kunstenaars en groote denkers zijn neurasthenici, en het ‘genie’, de artisticiteit’ is, zoolang de wereld bestaat, geweest en zal altijd blijven: een toestand van het zenuwgestel in het menschenorganisme, die de pathologische terminologie ‘abnormaal’ noemt, dat wil zeggen: afwijkend van den vorm, en gelijkend op toestanden die men bij ‘krankzinnigen’ en ‘misdadigers’ aantreft. Het gezegde: ‘du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas’ bevat een fysiologische waarheid. Niet dus, dat hij een neurasthenicus was, belette hem groote kunst te maken, maar dit, dat hij geen groot kunstenaar was, dat hij m.a.w. in zijn zenuw- en hersengestel de elementen miste, die de artisticiteit, die het ‘genie’ konstitueeren. Maar wat hij nog voor goeds geschreven mag hebben, hebben wij alléen te danken juist áan zijn zenuwlijden. Normale kunst kan slechts geproduceerd worden door abnormale zenuwgestellen, normale zenuwgestellen kunnen slechts abnormale, middelmatige kunst produceeren. De praemisse is er dus een misschien-valsche, omdat zij valsch gemotiveerd is. En hierom, in de eerste plaats, is | |
[pagina 477]
| |
het artikel van dezen schrijver over Multatuli inferieur. De schrijver heeft dus gezegd: deze Multatuli, met zijn zieke zenuwen, kon geen goede produkten leveren. Dát is dus de toestand, dien hij konstateert. En nu verhaalt hij de wordingsgeschiedenis van dien toestand om hem te verklaren. Op de manier der deterministische fyziologen te werk gaande, zal hij den toestand van het te ontleden organisme uit de ‘afstamming’ en uit het ‘milieu’ verklaren. Maar nu verklaart hij hem niet. Wat toch wil de lezer weten, wát moet er verklaard worden? Er moet verklaard worden welke wetten er gewerkt hebben, om een verschijnsel als Multatuli te produceeren. Die wetten zijn reeds bekend of ze zijn onbekend. De bekende wetten in-herinnering-brengen, de onbekende uitvinden en meêdeelen, is dus het werk der verklaring. Nu zegt de schrijver: Multatuli's vader was een zeeman en, zooals vele zeelieden, een kontemplatieve wijsgeer; op het eiland, waar zijn moeder van-daan was, wordt veel ‘beenverweeking’ enz. aangetroffen. ‘Uit deze feiten een direct verband te zoeken met aangeboren zenuwzwakte, is wetenschappelijk niet geoorloofd.’ De schrijver begrijpt niet, dat juist het direkte verband aan te toonen zijn speciale taak was, en dat zijne pathologische studie, door het uit-blijven dier aantooning, eenvoudig in een zeer gemakkelijk te verrichten opgave van biografische bijzonderheden verandert. Zoo ook met het milieu. Ik begrijp volstrekt niet waarom ‘deze van-nature’ ‘zenuw-zwakke’ Douwes Dekker, na dat hij, in zijn zenuw-zwakte, onberedeneerd-weg zijn leven had veranderd door ontslag te nemen uit den nederl.-ind. Gouvernementsdienst, waarom die nu plotseling een ‘talentvol’ schrijver werd, die over allerlei zaken geavanceerde zjoernalistiek ging schrijven. De heer Swart vertelt zeer nauwkeurig, hoe de gebeurtenissen elkaâr hebben opgevolgd, ik kan mij ook best begrijpen hoe dit allemaal zoo gegaan is, maar niet waarom. Even waarschijnlijk als het klinkt: Douwes Dekker's vader was een zeeman, zijn tante leed aan beenverweeking, hij nam ontslag in Indië, nu, en uit die omstandigheden samen kwam | |
[pagina 478]
| |
natuurlijk de schrijver. Multatuli voort, - even waarschijnlijk zou het klinken: Douwes Dekker's vader was een landman, een zijner nichten van moeders zijde leed aan eksteroogen, hij nam ontslag in Indië, nu, en uit die omstandigheden samen kwam natuurlijk de schrijver Multatuli voort, - even waarschijnlijk eindelijk: Douwes Dekker's vader was een zeeman, enz. hij nam ontslag in Indië, nu, en uit die omstandigheden samen kwam natuurlijk volstrekt géén schrijver voort, want natuurlijk doodde Douwes Dekker zich zelf op den dag, dat hij zijn ontslag genomen had. De schrijver verklaart dus niet, wat hij zegt te zullen verklaren, en daarom is, in de tweede plaats, het artikel van Dr. Swart inférieur. De deterministiesch-fyziologische literatuurkritiek is er in 't geheel niet door vervolmaakt. Maar het artikel is belangrijk om de methode waarin de auteur getracht heeft het te schrijven, en bevat boven-dien een aantal verstandige beweringen en juiste opmerkingen.
25 Juli '88. L. van Deyssel.
Die Dr. Swart Abrahamsz heeft veel te veel gelijk, vind ik. Hij heeft zoo onweersprekelijk gelijk in wat hij daar zeit over Multatuli, dat ik waarachtig niet begrijp hoe hij het de moeite waard gevonden heeft iets op te schrijven, waar hij vooruit van weten kon, dat iedereen het zoo volkomen mee éens zou wezen. Multatuli, zeit-i, was een zenuwlijder, een neurasthenicus. En als hij dat gezeid heeft vertelt hij allerlei anekdoten, om te bewijzen dat men toch vooral niet gelooven moet dat Multatuli géen zenuwlijder was. - Maar, waarde dokter, zou ik zeggen: spaar toch uw moeite wat. Ik beloof u, wij hebben ons ons heele leven nooit anders verbeeld dan dat Multatuli een zenuwlijder was; hij-zelf wist het, zijn familie wist het, zijn lezers wisten het. Die anekdoten, die ge daar vertelt, | |
[pagina 479]
| |
zijn heel aardig, maar er zijn er nog veel meer, in omloop: ik zal er u graag nog een paar vertellen bij gelegenheid. Multatuli was een model van een zenuwlijder. Maar wil ik u eens wat vertellen, dokter? Tusschen ons, weet ge? maar - ik ben ook een zenuwlijder, en ik heb zes vrienden, een neef en drie nichten, allemaal zenuwlijders, neurasthenici. Ja, ik bezweer het u, ze hebben allemaal een tikje beet van de ziekte. Maar nu is het gekke dat een paar vrienden en ik zoo af en toe wel wat schrijven, maar mijn neef en mijn nichten schrijven noóit, zoo schrijven voor de bizonderheid, bedoel ik, - en die dekselsche Multatuli heeft zijn leven lang niet ánders dan schrijven gedaan, en nog wel héel aardig schrijven, inderdaad heel aardig. Als het hem aan de neurasthenie leit, waarom schrijven mijn vrienden, en ik en mijn familie dan niet óok heel veel en heel aardig? Die Multatuli was dan toch zeker een heel erge bizondere neurasthenicus, was-i niet? Och, ziet ge, dokter, ik heb geen lust mijn stijl in wat beters dan in dit negligé te steken, nu ik met u over onze ziekte praat. Want ik heb een bepaalde overtuiging in me, dat het niet de moeite waard is met u een beetje anders dan zoo losjes over deze neurasthenia, deze Multatuliaansche neurasthenia te spreken. Gij zijt een geheel gewoon mensch, geloof ik, en begrijpt niet anders dan gewone-mensch-achtig zenuwlijden: daar hebt ge over geschreven; over Multatuli, den schrijver Multatuli, hebt ge 't eigenlijk in het geheel niet gehad. Later zal een ander wel doen wat gij niet gedaan hebt. Dat is: aantoonen hoe dat komt en hoe belangrijk dat is, dat onder de duizenden zenuw-zwakken en zieken van Nederland alléen déze man zulke zeldzame dingen gedaan heeft. Dán zal die man, die dat schrijven zal, in 't voorbijgaan opmerken, dat er eens zoo'n kern-gezonde domkop van een dokter, zoo'n flinke, verstandige stommerik van een dokter geweest is, die over Multatuli als over ‘een zenuwlijder’ geschreven heeft, terwijl hij over ‘den zenuwlijder Multatuli’ schrijven moest. En hij zal er op volgen laten dat die dokter | |
[pagina 480]
| |
verdiend had, dat Multatuli hem 's nachts verschenen was en hem, Swart Abrahamsz, met een vel of wat Ideeën om zijn kop had geslagen, omdat die gewone in zijn waan-wijsheid een toon had durven aanslaan tegen een tien-maal grooteren dan hijzelf.
Alb. V. |
|