De Nieuwe Gids. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 513]
| |
I.En naar éen man, met éen hand op 't klavier,
Slap 't stokje in de andre schommelt, komt gevaren
En glijdt, door 't schel trompettren, het gegier
En 't glad gegiegaag van viole-snaren,
En trilt het rammlen van de trommelaren;
En kijkend langs het gele nootpapier
Zitten de muziekanten in 't getier,
Terwijl zij naar de stomme menschen staren.
De menschen staren stil naar het tooneel,
Met lichten wand met klaren donkrer spiegel,
En gladden glans van 't kleurige gewaad
Van vrouwen, zittend, en van één die staat,
En zingt en zich beweegt met zacht gewiegel
Op 't schetterend geraas van trom en vêel.
| |
[pagina 514]
| |
II.En onder 't zuivergele gaslicht blozen
Blanke arme' en halze' en glanst het gouden haar,
En kruise' of spreiden zich in rozen hozen
De fijne slanke beenen paar naast paar.
De blouse' omsluite' in velerhande posen
De lichamen die groeiden jaar en jaar,
Tot schoot en boezem konden voede' en kozen
Wat in haar groei' met pijn en lijfsgevaar.
En schoot en boezem werden lekkernij
En speelgoed voor de mannen die genieten
Van lekker, maar het meest van menschenlijf.
Nu zitten daar die vrouwen op een rij
En zinge' om beurte' een liedje van genieten
En zijn een blijd en vroolijk tijdverdrijf.
|
|