| |
| |
| |
Een Nieuwe Kruistocht. Door J.J. Duintjer.
Hoe men ook denken moge over de groote radicale strooming, die in de laatste jaren ontegenzeggelijk overal te voorschijn treedt; niemand zal thans nog de meening toegedaan zijn, dat zij eene geheel onbeduidende maatschappelijke verschijning is.
Zij toch openbaart zich in bijna elk land, in bijna elke stad of gemeente. Ze heeft hare openbare of geheime voorstanders onder elke klasse, onder elk kerkgenootschap. Ze is niet meer aan den eenen of anderen bepaalden vorm gebonden, maar ze ligt aan de meeste menschelijke uitingen ten grondslag. Bijna alle partijen streven naar volkomene vrijheid in haren kring, zoowel de roomsch-katholieke als de orthodoxe christen, als de Israeliet, die zoo gaarne de banden verbreken mocht, die hem in vele landen helaas nog maar al te zeer knellen. Zelfs op letterkundig terrein is die strijd uitgebroken. Is niet het bestaan van dit tijdschrift zelf, het levende en leven-aanbrengende bewijs van een verbreken der boeien ook op dit gebied?
In de politiek dringt dit verschijnsel krachtig naar den voorgrond. Alles is in gisting, de oude vormen deugen niet
| |
| |
meer voor de toestanden door eene nieuwe wetenschap gewrocht. Talrijk zijn de secten, staatkundige zoowel als godsdienstige, die elk oogenblik, in bijna elk land, ontstaan. Waar sommige van deze de wereld met geweld trachten voorwaarts te drijven, daar remmen de anderen met volle kracht. En bij remmen alleen blijft het niet. Ook nieuwe boeien worden voor de menschheid gesmeed. Meen niet dat deze zwakker zijn of minder kwellen dan die, waaronder vorige geslachten zuchtten. Wilt ge een voorbeeld. Rome kent de volken, kent de individuen, en weet ze ook nu nog aan hare zegekar te smeden. Ook thans nog misbruikt zij de edelste uitingen van het menschelijk gemoed, de zucht naar het hoogere, het meer verhevene, om hen tot hare slaafsche dienaren te maken.
Van een goddelijk recht der vorsten spreekt niemand meer in ernst. Maar daarom laten de machthebbers in den staat hunne prooi nog niet los. In de plaats van het ‘droit divin’ trad de militaire staat, de met ijzeren hand geregeerde militaire maatschappij, welker streven is, elke vrije uiting op staatkundig gebied met geweld te onderdrukken. Door vrees, valsche eerzucht, of bekrompen vaderlandsliefde, maakt zij de volken tot slaven. Onder den schijn van vrijheid, van grootheid en van roem voor het vaderland verdrukt zij elke uiting der vrije gedachte. Elke openbaring van den kosmopolitischen geest, die vrucht van eene nieuwere en ruimere wereldbeschouwing, is haar een gruwel. En de bureaucratie is hare trouwe bondgenoote.
Het volk begint er zich echter luide rekenschap van te geven, dat onvrijheid en armoede geene uit de natuur der dingen voortspruitende toestanden kunnen zijn, doch kunstmatig zijn in het leven geroepen door de sterksten. Onder telkens nieuwe leiders spreekt het over zijne belangen, bouwt het zich stelsels, torenhoog in de lucht.
Overgang van de arbeidsmiddelen en van het kapitaal in het bezit der werkende klassen, dat is het, wat de maatschappij der toekomst tot een hemel op aarde zal maken, zeggen de sociaal-democraten. Voer gemeenschappelijk bezit van al wat bestaat in, en ge zult de aarde tot een paradijs
| |
| |
hebben gemaakt, zeggen de communisten. Schaf elk gezag, elke regeering, elke heerschappij, zelfs die van het vaderschap af; laat de menschheid in volkomen vrijheid zonder eenigen dwang haren gang gaan, en de droom van het duizendjarig rijk zal weldra op aarde vervuld zijn, zeggen de anarchisten.
Ieder van dezen geeft zijne eigene opvatting van een idealen toestand der maatschappij, maar geen van allen geeft een eenvoudig, logisch, overtuigend middel aan de hand om tot dien gezegenden toestand te geraken. Intusschen gaat de worsteling tusschen de verschillende richtingen ongestoord haren gang. De heerschende klassen maken van de daardoor ontstane verwarring gebruik, en halen overal de banden nauwer aan. Zij, die de lessen der geschiedenis zich hebben ten nutte gemaakt, zien een nieuw tijdperk van sterkere onderdrukking der volkmassa's snel naderen. Ook ons vaderland deelt in ruime mate in dit treurig vooruitzicht; reeds nu is de vervolging van het vrije woord en de vrije gedachte aan de orde van den dag.
Daar verschijnt op eenmaal in het klassieke land der vrijheid eene geheel nieuwe richting. Met hetzelfde doel voor oogen, als de vooruitstrevende partijen van het oude Europa, volgt ze een geheel anderen weg. Terwijl in Europa een groot deel der radicalen allen godsdienst verwerpen, komt op eenmaal in Noord-Amerika eene staatkundige partij aan het licht, die men met het volste recht tevens eene godsdienstige partij mag heeten. Het heil der menschheid is alleen te verkrijgen - zeggen hare aanhangers - door de wederinvoering van den onverbasterden, echten, oorspronkelijken Godsdienst van Jesus Christus. Het geloof in de vaderschap van God, en in de broederschap der menschen is hunne leuze. Is het dan wonder dat onder hare vaan van maatschappelijke hervorming, de aanhangers van elk geloof zich op hun plaats gevoelen.
De vader dezer beweging is Henry George, de schrijver van Progress and Poverty, van Social Problems, van Protection or Freetrade enz., alle meesterwerken, overvloeiende van oor- | |
| |
spronkelijke
gedachten, uitgedrukt in de schoonste taal. George is niet alleen een wijsgeer en een edel mensch; maar hij is ook groot als staatsman en partijleider.
De stichting der United Labor Party is zijn werk, en de partij kon hem reeds in het jaar harer geboorte 69.000 stemmen geven voor het burgemeesterschap van New-York. Het verlies van de sociaal-democraten, die zich dezen zomer, op de conventie te Syracuse, van haar afscheidden, was voor haar geen nadeel. Zij won meer aan innerlijke kracht, dan de afval van de uiterste linkerzij haar deerde. Zelfs loopen sociaal-democraten tot haar over, die overtuigd zijn, dat de United Labor Party hetzelfde doel als zij, ‘vrijmaking van den arbeid’, nastreeft, en alleen in zooverre van hen verschilt, dat zij ook een practisch middel aangeeft om tot die bevrijding te komen.
Dit middel bestaat in de nationaliseering van den bodem, in de afschaffing van de wettelijke mogelijkheid van privaat-grondbezit, of, om het duidelijker uit te drukken, in het bij de wet onvoordeelig maken van landbezit voor speculatieve doeleinden.
Grondig en overtuigend heeft Henry George in zijne werken de mogelijkheid, ja de noodzakelijkheid daarvan aangetoond. Door de geheele Amerikaansche Unie drong dan ook de roem zijner werken. Overal, in de woning van den rijke zoowel als van den arme, in de vergaderzalen der regeering zoowel als in de kerken van alle godsdienstige gezindten, kwam zijne landtheorie ter sprake, en veelal werd hij met warmte toegejuicht.
Een merkwaardig voorbeeld van dezen bijval is te vinden in een artikel van de New-Yersey Unionist, een aan godsdienst-onderwerpen gewijd tijdschrift.
‘De Landvraag in een notedop’ is de titel van dit opstel van den predikant H.O. Pentecoast.
De bodem, zoo redeneert deze theoloog, behoort aan den Schepper, die hem het aanzijn gaf. Hij moet derhalve kunnen gebruikt worden door ieder die hem noodig heeft. De voorwerpen van nijverheid daarentegen zijn gemaakt door den
| |
| |
mensch en kunnen daarom voorwerp van eigendom zijn. Behoorde het land aan de gemeenschap, dan zou de armoede zijn verdwenen; het land zou vrij zijn, het kapitaal vrij, de arbeid vrij. Uit eene volle schatkist zou met volle handen het geld kunnen worden geput voor uitgaven van algemeen nut. Er zouden geene millionairs en geene landloopers meer zijn.
‘Dit alles kan verkregen worden door wetten te maken waarbij alle voorwerpen van nijverheid, van elke belasting hoe ook genaamd, vrij zullen zijn. Leg alle belasting alleen op de waarde van het land, niet op het land zelf en verhoog voor en na deze belasting, totdat de volle waarde van het land in de schatkist vloeit’.
In korte trekken ligt in deze woorden de geheele land-theorie van Henry George.
Op dezen grondslag werd door Henry George in verbinding met Dr. Mc. Glynn in het laatste voorjaar eene nieuwe vereeniging, de Anti-Poverty-Society opgericht, die reeds thans hare leden bij duizenden telt. Onder hen vindt men de uitstekendste mannen van allekerkgenootschappen: een Edward Mc Glynn, een Pentecoast, een Forster, een Nilan en zoovele anderen meer.
De voorstanders van de leer van Henry George, waaronder mannen van naam op elk gebied, geleerden als John Mc Mackin, werklieden als Everett Glackin en James E. Quin, dichters als David Rorty en Charles Mackay, rechters als James Maguire, staathuishoudkundigen van naam als Thomas G. Shearman, - zij allen leenen voortdurend met zoovele anderen hunne kennis en werkkracht aan het tot stand brengen eener maatschappelijke hervorming, die eene kolossale omkeering in de toestanden op aarde moet teweeg brengen.
Bij hen sluiten zich in voortdurend grooter getal de afdeelingen van de Knights of Labor onder John Powderly, de Greenbackers en andere sociaal-staatkundige vereenigingen, aan. Vereenigd, dragen zij de beginselen, door Henry George het eerst in 1873 in het openbaar verkondigd, met ongekende snelheid in de gelederen van den eigenlijken werk- | |
| |
man
over. Hier, onder het volk zelf, in stilte werkende, brengen ze door verlichting van den geest meer en meer tot stand, wat tot nog toe bijna overal eene onmogelijkheid scheen. Hun invloed overwint die van de partij der uiterste socialisten, die de verbetering der maatschappelijke toestanden bij voorkeur met geweld willen tot stand brengen. Deze laatsten waren dan ook wel genoodzaakt zich van hen af te scheiden, toen het hun duidelijk geworden was, dat de voorgangers der partij van H. George niet voor gewelddadige middelen te winnen waren.
Het staatkundig programma der United Labor Party - werd den 19 Aug. 1887 te Syracuse geratificeerd. Een deel van dit program moge hier eene plaats vinden.
‘Wij wenschen geene gedwongene gelijkheid in de verdeeling van het bezit. Wij stellen niet voor dat de Staat beproeven zal, de voortbrenging van goederen te regelen, de verdeeling daarvan te leiden of op de vrijheid van het individu om zijne werkkracht of kapitaal op de wijze te gebruiken die hem het geschiktst zal voorkomen, inbreuk te maken mits deze vrijheid niet met de gelijke rechten van anderen in strijd is.
‘Evenmin stellen wij voor, dat de Staat bezit van den bodem zal nemen en den grond zelf zal bebouwen of aan anderen verpachten. Wat wij voorstellen, is niet het hinderen van iemand in zijn bezit of titel van inkomst, maar de afschaffing van alle lasten en belastingen op de nijverheid en hare producten. Wij wenschen den voortbrenger de volle vruchten van zijne bemoeiingen te laten, en door het ten volle belasten van de gezamenlijke waarde van den bodem, met uitzondering van de daarop aangebrachte verbeteringen, deze waarden, welke niet door de bemoeiingen der individuen maar door den groei der samenleving zijn ontstaan, en dus rechtens aan de gemeenschap als een geheel behooren, ten voordeele en tot genot van de geheele maatschappij te doen dienen. Deze vermeerderde belasting van het land niet naar zijne oppervlakte, maar naar de volle waarde van de jaar- | |
| |
lijksche
opbrengst gerekend, moet, terwijl zij de eigenlijke landbouwers en eigenaars eener woning ontlast van de onrechtvaardige lasten nu op hen drukkende, het onvoordeelig maken land te bezitten met het oog op het rijzen van de prijzen der landerijen, en dus overvloedige gelegenheden openen voor het gebruik van werkkracht en voor het bouwen van nieuwe woningen voor den mensch.
‘Aldus de regeeringsmachine vereenvoudigende door het verwijderen van de groote menigte van ambtenaren onder het tegenwoordige systeem van belastingheffing met zijne aanleiding tot bedrog en bederf benoodigd, willen wij verder het algemeene welzijn bevorderen en de gelijke rechten van allen verzekeren door alle zulke inrichtingen onder het onmiddellijk bestuur van den Staat te plaatsen, die uit den aard der zaak monopolies zijn. Wij wenschen daarom, dat onze stedelijke regeeringen hunne inwoners van water, verlichting en verwarming voorzien. Wij wenschen verder, dat de Staat al het geld en geldswaardig papier zonder tusschenkomst van eenige bankinstelling uitgeeft. Wij wenschen de telegrafie en de spaarbanken aan den postdienst toe te voegen en aan den Staat het eigendom van en de contrôle over alle spoorwegen, die de verkeerswegen van den modernen handel zijn geworden, te verzekeren.
‘Terwijl wij hierbij uitdrukkelijk verklaren, dat het vorenstaande alle wenschen en grondbeginselen van de United Labor Party bevat, en wij ons ten volle bewust zijn, dat geene hervorming werkelijke en afdoende hulp aan den arbeid kan geven, welke niet de wettelijke erkenning van volmaakt gelijke rechten op de natuurlijke arbeidsgelegenheden geeft; zijn wij niettemin bereid, als verlichtingsmaatregelen tegen sommige kwade gevolgen uit de tegenwoordige ontkenning van dit recht voortvloeiende, eene wetgeving te steunen, die de strekking heeft om den arbeidsduur te verkorten, den werktijd van minderjarige kinderen tot een minimum te beperken, de mededinging van gevangenen-arbeid met eerlijke nijverheid te beletten, het verplichte sanitaire onderzoek van huurwoningen, fabrieken en mijnen voor te staan en een
| |
| |
einde te maken aan het misbruik tot nu toe van de wet op samenzwering gemaakt.
‘Tevens wenschen wij de rechtspraak onzer gerechtshoven te vereenvoudígen en de onkosten voor het doen van gegerechtelijke stappen belangrijk te verminderen, opdat de arme met den rijke ook in dit opzicht op gelijken voet zal komen te staan, en de lange duur der processen, welke nu veelal op schandelijke rechtsverkrachting uitloopen, moge worden voorkomen.’
Met dit programma tot leiddraad werken thans de drie groote afdeelingen van de United Labor Party: de oorspronkelijke volgelingen van Henry George, de Anti-Poverty-Society onder leiding van Dr. Edward Mc Glynn, den door Rome afgezetten hoewel nog niet uit de kerk gebannen, en door zijne gemeenteleden met warme liefde en roerende trouw verdedigden priester, - en de Knights of Labor onder John Powderly, broederlijk en innig door dezelfde beginselen verbonden, samen.
Zamen vormen zij een reusachtige macht, die de duidelijkste sporen van hare werking op het Amerikaansche leven toont. Hoe zou het ook anders kunnen zijn; waar voor zulke beginselen zoo gewerkt wordt? Alles in deze beweging is natuurlijk, alles grootsch. Welke krachtige figuren zijn deze leiders der nieuwe partij. Onverzettelijk in hun geestkracht, onuitputtelijk in hun ijver. Vergelijk eens wat zij verrichten met den arbeid van onze staatkundige pygmeën, onzen Levy, onzen Kerdijk, onzen Spruyt. Een lijstje der spreekbeurten van Dr. Mc Glynn in de laatste helft van October moge ten voorbeeld strekken.
Octob. den 15den te New-York City in het 1ste en 9de Assembly District, den 16den te Brooklyn 7de district Flushing-College, des avonds in New-York daarna nog in de Academy of Music, den 17den te Ithaca, den 18den te Geneva, den 19den te Canandagua, den 20sten te Rochester, den 21sten te Lockport, den 22sten te Brooklyn eerst in Bartholdy Hall, dan in Grand Army Hall, den 23sten 's middags in East New-York, 's avonds in de Academy of
| |
| |
Music, den 24sten te Dunkirk, den 25sten te Jamestown, den 26sten te Hornelsville, den 27sten te Elmira, den 28sten te Oswego, den 29sten te Lio City, den 31sten te Port Jerwis den 1sten Novemb. te Middletown, den 2den te New Bury, den 3den te Glean Falls, den 4den 's namiddags te Fort Edward, des avonds in White Hall. Twaalf sprekers van naam doorkruisen op deze wijze, elken dag een of twee maal sprekende, rusteloos den Staat New-York, en dragen zoodoende de beginselen der partij in elke woning, hoe afgelegen zij ook moge zijn.
Behoeft het ons dan nog te verwonderen, dat met zulk een programma, door mannen van talent en overtuiging verdedigd en toegelicht, de beginselen der United Labor Party in korten tijd een reusachtige verbreiding verkregen hebben, en de volgelingen der partij met duizenden vermeerderen?
Hoor Dr. Mc. Glynn, den katholieken priester, op 8 October te Brooklyn.
Gaarne vertaalde ik zijne gansche rede, maar ik moet mij, zoowel van hem als van H. George en Maguire tot eene kenmerkende aanhaling beperken.
‘Het christelijk geloof helpt ons in ieder goed werk, het bezielt ons met iedere goede gedachte, het geeft ons de welsprekendheid, waarmede wij de nieuwe boodschap van de bevrijding der menschheid prediken. Het is een groot voorrecht, een roemvol en bezielend teeken, dat het ons veroorloofd is deel te nemen aan eene worsteling als deze, wier eenig doel is, onder de menschheid practisch de eenvoudige wet der rechtvaardigheid, den volmaakten wil van God in te voeren. De groote eenvoudigheid van het middel door de United Labor Party en de Anti Poverty Society voorgesteld tegen de maatschappelijke kwalen, die de oorzaak der armoede en der haar vergezellende ondeugden, ellende en misdaden zijn, stempelt het met een der hoogste kenmerken van Gods werken.
‘Het is als de wet der zwaartekracht, zoo eenvoudig, zoo geregeld, zoo juist, dat ze de speld of het stofje noodzaakt
| |
| |
naar den grond te vallen, en tevens de wentelende zonnen en planeten in hare banen houdt.
‘Dit eenvoudige middel, dat in het enkele woord rechtvaardigheid kan worden uitgesproken, geeft ons de weg der beschaving, de eenige heldere rechte weg, die de menschelijke familie naar eene beschouwing, naar eene volmaaktheid van deugd en goedheid zal voeren, waarvan wij tot heden nauwelijks hebben durven droomen.
‘Altijd is het zoo geweest; de waarheden die zoo eenvoudig zijn, dat zij rechtuit in de hoofden en harten van de minste van Gods kinderen gaan, zijn de grootste en verhevenste. Dat is de oorzaak waarom het programma der United Labor Party en de grondbeginselen der Anti Poverty Society al de bekoring, al de genade en zegening bevatten van den verhevensten Godsdienst, door eenvoudig aan de menschheid te leeren, dat God de vader is en alle menschen broeders zijn. Het vaderschap van God de broederschap der menschheid.’
Heb ik te veel gezegd met te beweren dat Dr. Mc. Glynn in staat is zijn gehoor, welken godsdienst het ook moge belijden, tot geestdrift te voeren en als het ware te electriseeren?
Wenden wij van hier den blik naar Madison Square, waar Henry George denzelfden avond sprak. Hooren we wat de profeet van den nieuwen kruistocht daar had te zeggen over het uiteenjagen van eene vreedzame vergadering van anarchisten den vorigen avond in Union Square gehouden. Hoor hoe hij gloeit van verontwaardiging over het onrecht zijn felsten tegenstanders aangedaan.
Het kan ook in Nederland geen kwaad eens te hooren, wat een man van George's beteekenis, die zelf niets anders wil dan vreedzame, wettelijke middelen van hervorming, over deze zaken zegt.
Wij zijn voorstanders van wet en orde. (Toejuichingen). Wij hebben ons vereenigd met het doel om eene groote hervorming tot stand te brengen, door vreedzame en constitutioneele middelen. (Toejuichingen). Daarom, omdat wij
| |
| |
geene anarchisten zijn, omdat wij vijanden zijn van het anarchisme in elken vorm, behooren wij vooraan te staan in het uiten onzer verontwaardiging over de misdaad, gisterenavond in Union Square gepleegd. (Toejuichingen). Dat was anarchisme en wel van de slechtste soort. (Hoor! Hoor! Toejuichingen).
‘Wanneer mannen, die de uniform der politie dragen, de verdedigers der wet, met gezag bekleed om de publieke orde te verdedigen, en eerbied voor het recht van eigendom en de persoonlijke vrijheid in te boezemen - wanneer zulke mannen aan de wet te kort doen, een aanslag op den persoon des burgers maken, en eene vreedzame vergadering met de knots uit elkander slaan - dan is het anarchisme van de slechtste en gevaarlijkste soort. (Toejuichingen).
‘Een aanslag tegen de wet door een beëedigden bedienaar der wet begaan, is veel berispelijker en behoort met veel grootere gestrengheid gestraft te worden, dan die van een gewonen burger. (Toejuichingen). Macht legt verantwoordelijkheid op, en de politie, die deze gewelddadigheden gisterenavond in Union Square beging, behoort daarvoor - en de verontwaardigde publieke opinie behoort het te eischen - verantwoordelijk te worden gesteld. De daar aanwezige politie-inspecteur zeide: het was een misslag.
Het was een misslag; iemand, die zulk een fout maakt, mag geen dag langer die positie bekleeden. (Toejuichingen en kreten van goed! goed!) Maar het was niet alleen een misslag. Die linie van politieagenten zou er nooit aan gedacht hebben, om voorwaarts te rukken, en hunne stokken op de hoofden van het vreedzame volk te doen dalen, dat daar vergaderd was met de bedoeling om naar zijn constitutioneel recht zijne meening over vragen van algemeen belang vreedzaam uit te spreken, wanneer zij niet langzamerhand aan zulke daden gewoon waren geraakt. (Toejuichingen en kreten: hoor! hoor!)
Wij Noord-Amerikanen zijn er trotsch op, dat dit het land der vrijheid is. Recht vooruit, daar in onze haven, staat het groote standbeeld der vrijheid, de wereld verlichtende. (Toe- | |
| |
juichingen).
Maar er is geene andere groote stad, waar de Engelsche taal wordt gesproken - neen geene andere groote stad in de beschaafde wereld geloof ik - waar het recht der persoonlijke vrijheid in die mate door de hoofden der politie geminacht wordt, als dit in de stad New-York het geval is. (Toejuichingen). Ik beschuldig geenszins het corps politieagenten. Voor hen heb ik den grootsten eerbied. Maar zeker is het ook, dat brutaliteit en verachting der wet onder hen aangemoedigd zijn. Iederen dag hooren wij er van, dat de politie den stok heeft gebruikt. Het is eene zoo gewone zaak geworden, dat een politieagent eindelijk in den waan zou kunnen komen, dat hij volmaakt gerechtigd is om zich zelven tot jury, rechter en uitvoerder van de wet aan te stellen, en iedere vergadering met den stok uit elkander te mogen jagen wanneer hij vermeent dat geslagen moet worden.’
En eindelijk rechter Maguire op dezelfde vergadering.
‘Tien lange jaren heb ik naar den dag verlangd, dat het werk van de bevrijding der menschheid uit den toestand van maatschappelijke slavernij, onrechtvaardigheid en onrecht, welke op haar drukt tengevolge van de ontkenning van de natuurlijke rechten van den mensch, zou aanvangen. (Toejuichingen). Tien jaren lang heb ik gehoopt, dat het mij vergund mocht zijn eenmaal deel aan de worsteling te kunnen nemen. (Toejuichingen).
‘Met Reverend Hugh O. Pentecoast dank ik God, dat ik niet vroeger of later ben geboren, en het mij veroorloofd is deel te nemen aan dezen grooten, dezen kolossalen strijd voor de bevrijding der menschheid en de bevestiging van Gods wil op aarde. (Langdurige toejuichingen).
‘Mr. George's opmerkingen hebben in mij vele aangename herinneringen doen ontwaken. Van den tijd, waarvan hij u vertelde, toen hij nog niemand, of laat mij liever zeggen nog slechts enkelen kende, die dezelfde gedachten toegedaan waren, welke hij en gij thans samen in het strijdperk der practische politiek invoert, herinner ik mij nog levendig
| |
| |
dat Mr. George en ik met elkaar over deze vraagstukken spraken. Bedenk wel, dat Progress and Poverty toen nog niet geschreven was. Mr. George had eene kleine brochure uitgegeven, getiteld: Our Land and Land Policy, in welke hij de ruwe omtrekken aangaf van de theorie, later in Progress and Poverty breeder ontwikkeld. In 1877 drongen eenigen van ons er bij hem op aan, om onmiddellijk zijn voornemen deze beginselen in den vorm van een wijsgeerig werk nader uiteen te zetten, te volvoeren. Te zamen spraken wij toen ook over de mogelijkheid om ze op het gebied der practische politiek over te brengen, of ze in den vorm van een regeeringssysteem in te kleeden, en ze zoo in de wereld te zenden.
‘Ik herinner mij nog, dat ik toen tot hem zeide dat Herbert Spencer wel twintig jaren noodig heeft gehad om een fatsoenlijk gehoor in de wereld te krijgen, en dat de mogelijkheid bestond, dat zijne grootsche denkbeelden zoo krachtig zouden kunnen worden verbreid, dat ze ook in dien tijd algemeen gehoor verkregen. Geen van ons dacht toen reeds aan de mogelijkheid, of had ook maar kunnen droomen, dat reeds binnen tien jaren zulk eene algemeene verheffing van het volksbegrip, in den naam van God en tot heil der maatschappij, vat op de wereld zou kunnen krijgen, als waarvan de beweging getuigt, die nu in New-York rusteloos voorwaarts schrijdt.’
In het voorafgaande gaf ik u gelegenheid uit den mond der leiders zelven den geest te vernemen waarvan deze grootsche beweging voor de vrijheid en het geluk der menschheid doortrokken is. Hoe men overigens ook over de mogelijkheid om het voorgestelde doel te bereiken, moge denken, men zal mij toegeven dat deze beweging in ieder opzicht een hoogst belangrijk verschijnsel is.
Ten slotte nog een woord over de houding der katholieke kerk ten opzichte dezer beweging.
Voor hen, die de gebeurtenissen op den voet volgen, is de weifelende houding van de leiders der katholieke kerk niet verborgen gebleven. Terwijl de leek Patrick Ford, de katho- | |
| |
lieke
leider van The Irish World, jaren achtereen zijn grooten invloed gebruikte om zijnen lezers het beginsel van nationaliseering van den bodem te onderwijzen, zweeg hij, nu de beweging ten gunste daarvan onder Henry George's leiding algemeen werd, sedert langen tijd geheel daarover.
Waaraan anders dan aan de aarzeling der katholieke kerk, om zich geheel vóór of tegen de beweging te verklaren, is het te wijten dat The Irish World thans niet meer de zoo veel zeggende uittreksels bevat uit de schriften en aanspraken, der katholieke bisschoppen en leeken ten gunste der ‘landnationalisatie?’
The Lyceum is een maandschrift door de Jezuïten te Dublin uitgegeven. Onder de medewerkers telt men de uitstekendste professoren der Katholieke Hoogeschool in die stad. Als onderwerp van het hoofdartikel in het Octobernummer, getiteld Theology of Landnationalisation, dienden twee uittreksels uit de werken van Henry George en een uit eene kleine brochure van Pater Higgins in Kentucky. De schrijver komt daarin, onder meer tot de slotsom, dat tot nog toe de kerk ten opzichte van deze leer nog niet bepaald partij gekozen heeft.
Hiermede komt geheel overeen dat kardinaal Mazella, door den Heiligen Stoel afgevaardigd om de schriften van Henry George te onderzoeken, verklaard heeft, dat hij er niets berispelijks in vond. Voeg daarbij de uitlatingen van kardinaal Manning en Aartsbisschop Walsh, van welke de eerste verklaarde, dat hij niets ongezonds in George's werken vond, en de andere zich in het openbaar voor landnationalisatie verklaarde. De kerk schijnt te vreezen, dat wanneer zij deze leer openlijk bestrijdt, eene scheuring onder hare trouwste aanhangers, ja wellicht de afscheiding van een groot deel der Amerikaansche katholieken van Rome daarvan het gevolg zou kunnen zijn. Vandaar hare aarzeling.
Op dit oogenblik schijnt zij, door talentvolle invloedrijke leeken, onder anderen door een man als Patrick Ford, de proef te willen nemen, tot hoeverre ze in dezen zou kunnen gaan. In het nummer van The Irish World van den 22sten October, schrijft deze laatste thans: ‘Hier waar onze wegen
| |
| |
uit elkander gaan, moet ik Henry George tot afscheid een goede reis wenschen, met de betuiging van de warmste persoonlijke achting, terwijl ik hoop, dat de dag nog eenmaal moge aanbreken, waarop wij ons nogmaals, weder voor eene goede zaak, op grond van een gemeenschappelijk beleden programma, zullen kunnen vereenigen.’ Als grond voor dezen stap geeft hij op, de hevige oppositie van George tegen de katholieke kerk, welker doel George geheel verkeerd zou hebben voorgesteld, en van welke hij zou verklaard hebben, dat ze eene door en door bedorvene organisatie, de geïncarneerde ontkenning van recht en vrijheid over de geheele wereld is, enz.
Katholieke priesters en geestelijke broeders kunnen getuigen dat dit onwaarheid is, antwoordt Henry George. Maar het meest verwondert het mij nog, dat zulk eene beschuldiging van Patrick Ford komt, zegt hij. Zoowel in zijne openbare als private gesprekken toch heeft niemand scherper de grens tusschen het geestelijke en het menschelijke beginsel - tusschen de kerk en de machine - getrokken dan hij.
Niemand kan natuurlijk zeggen wat het einde van dezen strijd zal zijn, of Rome zich, en dan wellicht binnen kort, met hare wereldmacht aan het hoofd der beweging zal stellen, dan wel nogmaals den strijd tegen den waren vooruitgang der menschheid zal beginnen. Niemand weet het. In het eerste geval zou ze eene reusachtige kracht aan de beweging toevoegen, in het laatste haar wellicht nog iets langer in haren loop kunnen ophouden; zegevieren zal echter het beginsel ‘de bodem voor het volk’ ten slotte toch; daarvoor waarborgt ons zijne innerlijke waarde.
Want: Godsdienst en Wijsbegeerte, de twee groote factoren, die in alle eeuwen den waren vooruitgang der menschheid beheerscht hebben, werken in deze beweging innig vereenigd samen tot één grootsch doel.
In haar is de echte godsdienstprediking, de verkondiging van het eeuwige evangelie der humaniteit ook voor de jongeren der wetenschap weder eene opbouwende waarheid geworden; en de wijsbegeerte, die zoo dikwijls in den loop der eeuwen tot onwaardig gebeuzel en haarkloverij afdaalde,
| |
| |
werd in haar weder eene wetenschap, die practisch tot heil der menschheid optreedt.
Practijk en theorie, geloof en wetenschap gaan in deze geheele beweging broederlijk vereenigd te zamen. Moet gij het mij niet toestemmen, dat de Amerikanen een groot volk zijn? - Dat daar de vrijheid groote daden gedaan en grootsche gedachten gedacht worden, waarbij de kleinheid de bekrompenheid, de onvrijheid onzer vaderlandsche toestanden helaas maar al te ongunstig afsteken?
Veendam, October 1887.
|
|