zulke blankheid ziet Mauve de natuur.
Wie geen gevoel voor toon heeft, kan het exceptioneele van zijn teekeningen,
kan de uitdrukking van zijn innig gevoel niet waardeeren.
Wie zijn vroeger werk overtreft is
Neuhuys. Zijn ‘Spinster’ is iets nieuws,
iets volmaakters dan we nog van hem zagen. In het sentiment dezer teekening
ligt iets eerbiedigs; zij herinnert aan het beste werk van
Nicolaas Maes. En zooals een van die mooie
schilderijtjes uit Maes' eerste periode staat tot een woesten krabbel van
Rembrandt, zoò staat deze teekening van
Neuhuijs tot de ‘Vrouw die haar kind wascht’ van
Israëls. Er bestaat geen tweede voorbeeld van een
kunstenaar, die zoò als deze laatste, buiten alle middelen van het
métier om, zich verstaanbaar weet te maken. Als ik zeg, dat Israëls
in deze teekening de natuur groot heeft aangezien, zegt een spotter dat men den
schouder dier vrouw inderdaad wel groot moet aankijken, om dien zulke
afmetingen te kunnen geven. Maar voor wie de eigenlijke bedoeling van den
kunstenaar verstaan wil, doet zooiets maar weinig ter zake. Als men al de
onberispelijke ziellooze teekeningen der Italianen, die aan dezelfde wanden
prijken, gezien heeft, zou men geneigd zijn met nog veel onnauwkeuriger
teekening vrede te vinden, als men in zulke onredzame lijnen
zóóveel ziel mag ontdekken.
De groote teekening van
Jacob Maris is, als altijd, imposant. De partij links
onderaan is heerlijk, maar de lucht is incompleet. We kunnen verzekeren, dat
zij niet voltooid is. Toch blijft op Maris van de hier aanwezigen altijd het
meest het woord groot van toepassing.
Als de toon van Maris aan heerlijk brons, Mauve's aquarellen aan
zilver, en
Weissenbruchs teekeningen aan iets gekoperds doen
denken, dan herinnert
Mesdag het meest aan het sterke, koude staal. En
Henkes aan bordpapier.
We spraken van iets gekoperds bij Weissenbruch. Dezen schilder
zien we voortdurend naar de voorstelling van een zelfde moment in de natuur
streven.
Een Hollandsche vaart op een Septemberdag; daarboven een strakke
Oostenwind-lucht, waarin een enkele groote bolle wolk; en dit alles in een
geelachtig licht, dat toch niet warm