De Nieuwe Gids. Jaargang 1
(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 507]
| |
Schilder-wedstrijd Willink van Collen.Kunstliefhebbers konden onlangs in Amsterdam nog eens een vroolijken morgen doórbrengen. Er was weer een jury aan 't werk geweest, en had het publiek de gelegenheid gegeven in de zaal van Arti haar oordeel te bewonderen. Bovendien hadden de dagbladen er over geschreven. Ik behoef weinig meer te zeggen. Men kocht slechts een Nieuwe Rotterdammer van 22 Jan., ging daarmede naar Arti en luisterde bovendien naar de opmerkingen van 't publiek. - Een exquisiet komisch genot! - bijna zoo groot als het lezen van een kritiek over Hollandsche poëzie. De heer Hoynck kende zijn volkje! Hij gooit een ‘onderwerpje’ als aas, - en kijk! hij haalt er heusch de 700 gulden meê op. - Aandoenlijk wijdt de N.R. over het onderwerpje uit, - ik wed dat de jury er met betraande oogen voor heeft gestaan. Wat moet het den heer Hoynck gekost hebben zoo iets te schilderen! Zijn buurman ‘Cominus et Eminus’ wist het ook wel, dat de welverdiende prijs hem zou ontgaan - maar hij was goddank te goed artiest om ter wille van den prijs slecht werk te leveren. Er zit een kostelijke, spottende brutaliteit in zijn verwaarloozing van alle eischen der netheid en fatsoenlijkheid ter wille der hoogste eischen van kleur, toon en karakter. ‘Cominus et Eminus!’ Ach! al ging de jury nog zoo dicht bij of nog zoo ver af - heel ver - het hielp niet. Dat Witsen's meesterlijk stukje gelukkiger was, ligt | |
[pagina 508]
| |
alleen in de meer uitvoerige behandeling - de grootste verdiensten er van zijn niet begrepen. Er was geen onderwerpje in - had hij maar een veldwachter er bij gezet - al was 't met een hard blauw buis en witten broek - de prijs was hem niet ontgaan. Laat de heer Hoynck gezichten schilderen als stopverw en er de oogen inboren zoo dat zelfs de N.R. - die blijkens zijn ‘standje met een diender’ heel wat slikken kan - het opmerkt, - zijn onderwerpje redt hem en de fraaie kopjes van Witsens sprokkelaars leggen het af. Dat menschen, die het hulpeloos ‘standje met een diender’ zoo ongeveer op één lijn stellen met het werk van ‘Cominus et Eminus’, niet veel goeds over het impressionisme uitslaan, is zeer begrijpelijk. Alle groote eigenschappen, die het tweede werk bezit, zijn door hen niet gezien, en impressionisme is voor hen een zekere kladachtige, schetsachtige wijze van schilderen; die toch in waarheid niets met de zaak te maken heeft. Het zoo uitvoerig en zorgvuldig geschilderde stuk van Witsen heeft meer met het schijnbaar zoo slordig geschilderde straattooneeltje gemeen dan met al de rest - en die twee stukken verdragen slechts elkander in hun nabijheid, de overigen ‘slaan zij dood.’ ‘Neen!’ zegt de N. R., ‘behalve de bekroonden is alles broddelwerk van beginners. - O kranig schilder van het Amsterdamsche straattooneeltje, ik benijd u den lach dien ge hierbij lachen kunt! - en zelfs de heer Witsen moet nog hard werken om wat te worden.’ Tegen den volgenden wedstrijd geef ik dit motto in overweging: ‘Wat baten kaars en bril,
‘Als d' uil niet zien en wil’?
Men kan het radikalisme zijn toegedaan, en meenen dat het radikalisme niets anders is dan de hoogste golving van den stroom der ontwikkeling, en toch van oordeel zijn, onder zekere omstandigheden het gemeenebest niet gediend | |
[pagina 509]
| |
is, door de onbeperkte toepassing van de ideën, die rijpen bij de meest geavanceerde denkers. Dat het opportunisme de eenig mogelijke richtsnoer is voor de mannen waaraan de belangen der burgerij zijn toevertrouwd, wordt bewezen door Frankrijks buitenlandsche politiek. Want Frankrijk en Engeland zijn de eenige landen waar de volkswil deze bestuurt. De verhouding tegenover andere mogendheden hangt af van den uitslag der verkiezingen. Beöosten den Rijn wordt de politiek van hooger hand geregeld. In Frankrijk was het Ferry's koloniale politiek die der oppositie wapenen gaf. Het gemis van een enkel koloniaal leger dwong de regeering militie naar Achter-Indie te zenden. Ieder kiezer dus, zag het met eigen oogen, dat er fransche dienstplichtigen naar 't Oosten gezonden werden, om voor de uitbreiding der koloniën te strijden. Om de verbeelding der menigte te prikkelen, verbreidden de monarchale bladen en die der uiterste linkerzijde fabelachtige berichten over de geleden verliezen. Later bleek, dat deze onjuist waren, maar toen hadden zij hun dienst gedaan. Kwade trouw of zelfbedrog? kon men vragen, wanneer de hartstocht, die de fransche politici bezielt, het antwoord op die vraag niet mogelijk maakte. 't Gelukte der uiterste linkerzijde, een groot deel der kiezers op monarchalen te doen stemmen. Zoo keerden deze versterkt, de opportunisten met verlies in het Parlement terug. Ferry's koloniale politiek was nu veroordeeld. De vraag werd daarom, of Tonkin al dan niet ontruimd zou worden. Iets anders is het een veroveringspolitiek te veroordeelen, dan de verkregen resultaten prijs te geven. Het fransche nationale karakter maakt het onwaarschijnlijk, dat die ontruiming populair zou geweest zijn. Niemand wilde er de verantwoordelijkheid van dragen. Clémenceau's dubbelzinnige redevoering is er het bewijs van. De geheele discussie was als een vertooning, waarbij ieder te voren zijn rol wist. - De gevolgen slechts waren genoeg. Want niet de verre expeditie, maar ieder krachtig | |
[pagina 510]
| |
optreden in het buitenland is door de stemming over de credieten veroordeeld. Het gevolg was, dat de man, die vroeger den invloed der Republiek in Egypte had geknakt, een nieuw ministerie vormde. 't Was Ferry gelukt dien gedeeltelijk te herwinnen; onder Freycinet is hij voorgoed verloren. Ook nog iets anders zal Frankrijks invloed in het Oosten veel verminderen. Voor de eenheid der republikeinen moet men de uiterste linkerzijde ontzien, en ter wille van haar anti-clericalisme niet alleen in Frankrijk de katholieke congregatie bestrijden, maar ook waar zij in de overal in het turksche rijk verspreide scholen het fransch onderwijst en fransche sympathieën levendig houdt. Komt zoo het onderwijs in handen van monniken van andere nationaliteiten, dan gaat Frankrijks invloed over op de drie despotisch geregeerde keizerrijken en zijn de fransche radicalen niet alleen in hun land, maar ook elders oorzaak geworden van de zegepraal der reactie.
J. |
|