| |
| |
| |
| |
Buitenlandsch Overzicht (16 september-16 october) door Johan Perey.
Wanneer men een plotselinge opeenhooping van grensincidenten en de felle reacties daarop in de sovjetpers als zoodanig beschouwen mag, dan waren er bij het afsluiten van het voorgaande Overzicht reeds teekenen, dat de Russische regeering er zich niet van onthouden zou, actief in het Poolsche drama te gaan optreden. Dat zooiets te gebeuren stond, was, staatkundig gesproken, trouwens al zeer voor de hand liggend, aangezien de oostelijke provincies van Polen zuiver Russische gebieden zijn, welke door de statenbouwers van 1919 van de Sovjet-unie werden afgescheurd. En al zouden deze gebieden na een Duitsche overwinning nu toch wel bij Rusland zijn teruggekomen, als zijnde een der compensaties voor de herleving der Duitsch-Russische vriendschap, niettemin beduidt het, een politiek sterkere positie niet lijdelijk af te wachten, tot het den vriend behagen zal, met zijn geschenk over de brug te komen, maar door een eigen actie de gemaakte afspraken meteen tot een voldongen feit te maken. Verkeerde men in de eerste helft van September nog in een stadium, waarin zekere, aan de U.S.S.R. toegeschreven, bedoelingen prompt gedementeerd werden; de inderdaad verrassend snelle opmarsen der Duitsche legers noopte de Sovjet-unie evenwel den 17en September reeds tot handelen, en om 6 uur in dien morgen werd de Russisch-Poolsche grens over de geheele linie door de sovjet-troepen overschreden. In een mededeeling aan alle mogendheden, waarmee de U.S.S.R. diplomatieke
| |
| |
betrekkingen onderhouden, motiveerde de Russische regeering haar handelwijze door te constateeren, dat als gevolg van het verloren gaan van het belangrijkste deel van het Poolsche grondgebied en het uiteenvallen van de Poolsche regeering, de Poolsche staat had opgehouden te bestaan. Derhalve moesten de vroegere verdragen geacht worden, te zijn vervallen, en had de Sovjet-unie zich tot een gewapend ingrijpen verplicht gezien, teneinde haar belangen te waarborgen en de Wit-Russische en Oekraïnische minderheden in Oost-Polen effectief te kunnen beschermen. Verder gaf de Russische regeering in haar nota nog te kennen, haar optreden in Polen te doen geschieden onder volledige handhaving van de neutraliteit van Sovjet-Rusland in het huidige conflict. Het kan niet ontkend worden, dat de heeren te Moskou deze zaak formeel bijzonder handig hebben aangepakt; naar Duitschen smaak misschien wel iets te handig, aangezien den Geallieerden daarmee een goede gelegenheid geboden werd, de consequenties van de Russische inmenging even formeel uit den weg te gaan. Hetgeen Engeland dan maar deed ook, door zonder aan dit antwoord verdere gevolgen te verbinden, aan de Russen te doen weten, het optreden van de Sovjet-unie door de argumenten niet gerechtvaardigd te achten, en besloten te zijn, verder zijn verplichtingen aan Polen na te komen. Had men van geallieerde zijde een andere, een veel scherpere reactie mogen verwachten? Onmogelijk, want een oorlogsverklaring aan Rusland zou aan de Engelschen alleen maar nadeelen, en zeer groote nadeelen, hebben gebracht: een aanzienlijke versterking van de Duitsche aanvalskracht ter zee en in de lucht, de mogelijkheid voor het verloren gaan van zeer belangrijke gebieden, zoowel in Kleinals in Centraal-Azië, terwijl daarentegen geen macht in staat is, het onmetelijk groote Russische Rijk ook maar ergens doeltreffend te kwetsen.
Neen, te Londen kon men er weinig op gebrand zijn, met de U.S.S.R. in conflict te komen, en hoe weinig wel, kan telkenmale nog worden opgemerkt, wanneer in Engelsche redevoeringen en persstemmen het herstel van begaan onrecht, i.e. het herstel van den Poolschen staat in zijn vorm van 1919, ter sprake komt; het is dan alles Berlijn, wat de klok slaat, terwijl van Moskou met geen woord gerept wordt.
Na den Russischen inval was het lot van Polen op een heel
| |
| |
korten termijn bezegeld. Niet, dat het er anders veel rooskleuriger voor dat land zou hebben uitgezien - immers, behoudens eenige plaatselijke operaties (Warschau, het schiereiland Hela), behoefden de Duitsche troepen slechts vreedzaam terug te trekken tot de, inmiddels met Rusland vastgestelde, afbakeningsgrens - maar het had misschien aan enkele Poolsche legercorpsen nog kunnen gelukken, zich in de moerassige streken der oostelijke provinciën opnieuw te vereenigen, waardoor wellicht een guerilla oorlog nog eenigen tijd zou zijn mogelijk geweest. Doch nu verliep het Poolsche verzet wel heel snel, en op den 23sten September kon het Duitsche Opperbevel den veldtocht dan ook al voor geëindigd verklaren. Onder den druk van een hevig bombardement zag vier dagen later de commandant van Warschau zich genoodzaakt, het hardnekkig verzet op te geven, terwijl de bezetting van Hela op den 1sten October tot capitulatie besloot. Polen was veroverd; de oorlog een maand oud.
Inmiddels was in de Duitsch-Russische verhouding weer een nieuwe ontwikkeling ingetreden. Een bezoek van Von Ribbentrop aan zijn ambtgenoot Molotof had een drietal overeenkomsten tot resultaat, een Grens- en Vriendschapsverdrag, een afspraak, ten spoedigste een wederzijdsch economisch programma op te stellen, en een Verklaring, waarin beide regeeringen te kennen geven, na thans door het uit het verval van den Poolschen staat voortgevloeide kwesties definitief geregeld en daarmee een hecht fundament voor den vrede in Oost-Europa gelegd te hebben, het in het werkelijke belang van alle volken te achten, aan den, tusschen Duitschland eenerzijds en Frankrijk en Engeland anderzijds bestaanden, oorlogstoestand een einde te maken. Eventueel in overleg met andere bevriende mogendheden zouden beide regeeringen hun streven er op richten, dit doel zoo spoedig mogelijk te bereiken, maar mochten deze bemoeiïngen evenwel zonder resultaat moeten blijven, dan zou daarmee het feit zijn vastgesteld, dat Engeland en Frankrijk voor de voortzetting van den oorlog verantwoordelijk zijn. De Verklaring eindigde met in een nieuwe consultatie te voorzien, ingeval de oorlog zou moeten voortduren.
Er was dus een vredesvoorstel op komst, doch daar in het Grensen Vriendschapsverdrag, waar, behalve een definitieve Duitsch-Russische grens (de eertijds Duitsche gebieden benevens het z.g.
| |
| |
Congres-Polen onder Duitsche, de eertijds Russische provinciën en een deel - waarin het petroleumgebied -van het voormalig Oostenrijksche kroondomein Galicië onder Russische souvereiniteit), tevens in werd vastgesteld, dat beide Rijken iedere inmenging van derde mogendheden in deze grensregeling van de hand wijzen, kon haast niet worden aangenomen, dat zoo'n voorstel ook maar eenigermate in overeenstemming te brengen zou zijn met Engeland's afkeer, de in Oost-Europa uitgemaakte zaak te erkennen, en een vrede te sluiten zonder eerst, naar de leuze luidt, een politiek van geweld te hebben onmogelijk gemaakt. Waar echter tegenover staat, gelet ook op de nieuwe positie in Europa van de U.S.S.R., dat er met een veeljarigen vernietigingskrijg om enkel machtsvragen, ook maar niet één westersch belang gediend wordt; integendeel! Zou het Duitsche Rijk ten onder moeten gaan, dan zou dit een dijkbreuk beteekenen, waardoor een niet meer te stuiten bolsjewistische vloedgolf zich een weg naar het overige Europa zou banen; en mocht het Britsche Imperium uiteengeslagen worden, dan zouden de sovjetmachten, al dan niet in samenwerking met Japan, van Azië uit het Westen ontwrichten, zoo niet op de knieën brengen.
Het zou dan ook van de allergrootste Europeesche beteekenis zijn, indien er een vrede mogelijk ware, voordat er te veel bloed gevloeid heeft, om nog ergens anders oor voor te kunnen hebben dan voor een even halsstarrige als verbitterde guerre à outrance. Doch helaas, hoe ongunstig was de sfeer reeds, toen eind September het Duitsch-Russische ‘vredesoffensief’ werd aangekondigd. Eenerzijds bestond er vrijwel geen hoop op eenige toegeeflijkheid van Duitschen kant, terwijl de stemming in het andere kamp niet beter gekenschetst kan worden dan door het incident in het Lagerhuis met Lloyd George, wiens dringend verzoek aan de regeering, inzake mogelijke vredesvoorstellen, geen overhaaste besluiten te nemen, door verscheidene andere sprekers gedisqualificeerd werd als ‘ontijdig’ tot en met ‘een onberekenbare schade aan de zaak der beschaving’ toe.
In deze voor den vrede zoo weinig hoopvolle atmosfeer was het wachten nu maar op hetgeen de Führer zou willen zeggen of doen, welke wachttijd overigens gekenmerkt werd door het zoo goed als afwezig zijn van alle activiteit. Behalve dan in het Oosten van Europa, waar de sovjetregeering er geen gras over liet groeien,
| |
| |
den terugkeer van Rusland in de West-Europeesche belangensfeer verder te consolideeren. Achtereenvolgens werden de regeeringen van Estland, Letland en Litauen tot 't voeren van onderhandelingen ‘uitgenoodigd’, naar Moskou te komen, hetgeen iederen keer na wat heen en weer gepraat eindigde in het afsluiten van eenige handelsovereenkomsten en een pact van wederzijdschen bijstand. Vooral aan het laatste moet voor de betrokken kleine mogendheden wel een heel bittere bijsmaak hebben gezeten, aangezien de heele zaak feitelijk daar op neer kwam, dat de genoemde randstaten aan Rusland het recht moesten geven, op enkele punten van hun gebied vliegvelden en vlootbases aan te leggen, tot welker bescherming de Sovjet-unie daar ook troepen (naar den verdragstekst: een strikt beperkt aantal) wenscht te kunnen onderhouden.
Naar den vorm behielden deze drie Oostzeestaten hiermee nog hun souvereiniteit, echter dit, noch het feit, dat met de teruggave van Wilna en het daaromheen liggende gebied Litauen een territoriale uitbreiding verkreeg en tevens een zeer vurigen wensch in vervulling zag gaan, kunnen de werkelijkheid veel anders maken, dan dat Estland, Letland en Litauen thans een soort protectoraten van de Sovjet-unie zijn geworden. Waarmee de rol van deze staatjes precies in het tegendeel verkeerd is, want de reden, waarom in de jaren 1918/'20 de afscheiding van die Baltische landen door de overwinnaars van toen en vooral door Engeland zoozeer gewild werd, was het terugdringen van de Russische macht, terwijl thans zij juist moeten dienen ter bevestiging van die macht, bovendien als een semi-neutraal pantser ter betere bescherming van het eigenlijke grondgebied der U.S.S.R.
Dat Moskou zoo rustig zijn gang kon gaan bij het scheppen van een ‘nieuwe orde’ in het Oosten van Europa, gaf een duidelijke aanwijzing, dat Duitschland zich voorgoed afgewend heeft van alle aspiraties, welke het mogelijk in een noordoostelijke richting ooit mag hebben gekoesterd. Een aanwijzing, die tegen half October nog eens duidelijk onderstreept zou worden door de Duitsch-Estnische en Duitsch-Lettische overeenkomst, om de Duitsche minderheden naar het oude vaderland te doen terugkeeren. Voorwaar, een zeer radicaal ingrijpen, niet zoozeer om de daarbij betrokken aantallen, die met eenige tienduizenden wel geteld zullen zijn, maar meer om historische redenen, daar de eerste Duitsche nederzettingen
| |
| |
aan die Oostzeekusten toch al dateeren uit het laatst van de 12e eeuw. Maar, wat wil men? Wie in de toekomst ruzie zooveel mogelijk vermijden wil, moet er dan in de eerste plaats toch wel voor zorgen, de meest gevaarlijke haard voor een conflict, het minderhedenvraagstuk, niet te laten voortbestaan. De ‘historische rechten’, zoo dikwijls en tot op den huidigen dag gehanteerd als een krachtig (gewaand) argument ter ondersteuning van iemand's eischen, ziet men hier geconfronteerd met een wezenlijk belang van actueele politiek, en dus... maalt geen mensch meer om die historische rechten. Politiek is slechts realiteit, et les excuses sont faits pour s'en servir.
Temidden van al die Russische bedrijvigheid, 6 October, hield de Duitsche Rijkskanselier in den Rijksdag zijn, zoo met spanning verbeide, redevoering. Na nogmaals uiteen gezet te hebben, waarom naar Duitsche zienswijze de inval in Polen gerechtvaardigd was, gaf hij een opsomming van de verliezen aan Duitschen kant (10572 dooden, 30322 gewonden en 3404 vermisten), die aanzienlijk minder bleken dan tevoren door de legerleiding was aangenomen. Uitvoerig stond de Führer stil bij de nieuwe verhouding tot de Sovjet-unie, welke hij een keerpunt noemde in de Europeesche geschiedenis en tevens het bewijs, dat het Derde Rijk niet naar de wereldheerschappij streeft en geen onbeperkte eischen heeft in Oost-Europa. Duitschland en Rusland, heette het, hebben een duidelijke grens getrokken aan hun wederzijdsche belangen, in het vaste besluit, dat iedere partij op haar gebied voor de orde en rust zal zorgen, en alles zal verhinderen, wat aan de andere partij schade zou kunnen toebrengen. Vervolgens nog sprekende over de goede betrekkingen met diverse nabuurlanden, de beproefde vriendschap met Italië, en over zijn ook reeds bekende opvattingen inzake het koloniale vraagstuk, kwam Hitler eindelijk tot de vraag, waarom na de liquidatie van het Polen van Versailles den oorlog eigenlijk nog te laten voortduren. Hitler's idee was thans liever te gaan werken aan een hechten opbouw van een continentalen vrede, voor welk doel de groote naties beginnen moesten, met in een conferentie bijeen te komen, wat evenwel absoluut onmogelijk zou zijn onder den druk van een oorlog of zelfs maar van gemobiliseerde legers. Tenslotte maakte de Rijkskanselier de Duitsche doelstellingen, tevens richtlijnen voor een regeling van den vrede, bekend, welke,
| |
| |
wat de hoofdzaken betreft, in de volgende vijf punten zijn samen te vatten:
1. | Billijke regeling van de Duitsche grenzen, welke in overeenstemming is met de ethnologische en sociale situatie. |
2. | De verscheidene rassen in het geheele onder Duitsche souvereiniteit staande gebied en in geheel Z.-O. Europa moeten de hun toekomende plaats krijgen. |
3. | Streven naar een regeling van het Joodsche vraagstuk. |
4. | Het opnieuw opbouwen van de handelsbetrekkingen met alle landen. |
5. | Het opbouwen van een Poolschen staat, welks veiligheid door Duitschland en Rusland zal worden gewaarborgd, en welks regeering geen intrigues tegen een van deze landen zal toestaan. |
Richtlijnen dus, en geen nauwkeurig geformuleerde vredesvoorstellen, welke feitelijk ook niet verwacht hadden kunnen worden, omdat men immers met een meteen bekend geven van al zijn eischen en aanbiedingen, bij het verder verhandelen daarover politiek zwak komt te staan. Maar met dat al was het initiatief nu naar Londen en Parijs verschoven, waar men al ternauwernood lust had getoond, eventueele concrete voorstellen te willen overwegen, en dus haast zeker niet bereid zou zijn, op de vrij vage Duitsche doelstellingen met een eigen vredesaanbod in te gaan. Daar nu bovendien in Engeland algemeen de overtuiging heerscht, dat het onmogelijk anders kan, of de Duitschers zullen van een voortzetting van den oorlog belangrijk meer te duchten hebben dan de Geallieerden, moest ook om deze reden worden voorzien, dat Engeland en Frankrijk geen vrede zouden willen bevorderen op den huidigen status quo, wat immers impliceeren zou, te willen berusten in hetgeen deze staten zoo nadrukkelijk als een onrecht bestempeld hebben.
Daladier kwam het eerst met zijn antwoord. Er kan eerst vrede zijn, zoo sprak ongeveer de Fransche minister-president, wanneer er waardevolle garanties verkregen zijn voor de veiligheid ‘voor ons en voor de wereld’. En om definitieve garanties voor de veiligheid te verkrijgen, zal moeten worden voortgegaan met te strijden. Chamberlain's repliek, eenige dagen later, was niet minder negatief; hij kon thans geen genoegen meer nemen met woorden, doch eischte daden. Ofwel de Duitsche regeering moest door beslissende daden
| |
| |
en door het verschaffen van doeltreffende waarborgen, om haar verplichtingen na te komen, een onmiskenbaar bewijs geven voor de oprechtheid van haar verlangen naar vrede, ofwel Engeland zou moeten volharden. Hebben optimistische beoordeelaars in de Engelsche reactie zooiets willen zien als een nog niet geheel toegeslagen deur, in werkelijkheid beteekende zij een absolute afwijzing van hetgeen door de Duitschers ter tafel was gebracht. Wat helaas dan zeggen wil, dat de kansen, Europa voor een harden oorlog van vermoedelijk langen duur te sparen, practisch illusoir geworden zijn, daar toch Hitler in zijn Rijksdagrede ook nog verklaard had: ‘Zou de opvatting van Churchill en zijn aanhang echter de zege wegdragen, dan wil ik slechts zeggen, dat deze verklaring mijn laatste geweest is.’ Wel bestaat thans nog de mogelijkheid, dat er zich na verloop van eenigen tijd voor een invloedrijke neutrale mogendheid, of een blok van neutrale mogendheden, een goede gelegenheid zal voordoen, om met een redelijke kans op succes te kunnen bemiddelen, maar dan zou een min of meer latent blijven van den eigenlijken oorlog, gelijk tot nu toe, daarvoor toch zeker een coditio sine qua non zijn. Maar of de militaire operaties nog lang tot schermutselingen beperkt zullen blijven, moet zeer de vraag heeten. De Duitsche legerleiding is weliswaar niet roekeloos, maar zeker ook niet bang voor een gedurfde onderneming en men kent ook de voorliefde der Duitschers voor een ‘Blitzkrieg’. Anderzijds zullen de Geallieerden als reactie op de ondervonden tegenslagen, de adembeklemmende overrompeling van Polen en het getorpedeerd worden van het vliegtuigmoederschip Courageous en het linieschip Royal Oak (het laatste n.b. binnen de Engelsche vlootbasis Scapa Flow!), ook wel eens een sprekend resultaat willen boeken, zulks vooral met het oog op het moreel van de eigen troepen, zoowel als van de thuis afwachtende burgerij.
Alsof de moeilijkheden nog niet groot genoeg waren, was middelerwijl weer een nieuwe dreiging ontstaan, doordat de Sovjetunie een aantal eischen aan Finland gesteld moest hebben (welke precies zijn alsnog een volslagen geheim, al zullen zij in den geest wel identiek zijn aan hetgeen van Estland, Letland en Litauen gevorderd werd), waarover de Finnen best genegen waren, op voet van gelijkheid te onderhandelen, maar niet minder bereid ook, om hun hoogste belangen desnoods met de wapens in de hand te ver- | |
| |
dedigen. Een oorlog, ook in het noordoosten van Europa? Wie weet, welke ontstellende consequenties daar weer uit zouden kunnen voortvloeien, zoodat het geen wonder mag heeten, dat er terstond na het bekend worden van de nieuw opgekomen gevaren, eenige, naar men mag hopen, doeltreffende, stappen werden gedaan. Roosevelt deed te Moskou de ernstige verwachting uitspreken, dat er niets gebeuren zal, dat op de vreedzame betrekkingen tusschen Rusland en Finland een nadeeligen invloed zal hebben. Onafhankelijk hiervan brachten de regeeringen van Zweden en Denemarken een soortgelijke boodschap ter kennis van het Volkscommissariaat van Buitenlandsche Zaken, terwijl verder door Koning Gustaaf nog het belangrijke initiatief genomen werd, een conferentie te beleggen van de staatshoofden der vier noordelijke landen: Finland, Zweden, Noorwegen en Denemarken. Intusschen werd het Finsche leger op voet van oorlog gebracht, en aan de burgerbevolking last gegeven, Helsinki en Wiborg te ontruimen. Zonder slag of stoot zal de Sovjetregeering haar mogelijk onredelijke eischen dus niet ingewilligd krijgen, en daar het voor de Russen een weinig aanlokkelijk uitzicht moet zijn, zich in het water- en moerasrijke Finsche land op een zeer onoverzichtelijk avontuur in te laten, waarmee trouwens de Duitsche vriend ook niet bijster ingenomen zal zijn, mag men er redelijkerwijze nog op hopen, het tusschen Finland en de U.S.S.R. niet tot een gewapend conflict te zien komen.
De staten van het Amerikaansche continent hebben volgens het beproefde beginsel eendracht maakt macht de handen ineengeslagen, om de handhaving hunner neutraliteit zoo goed mogelijk te waarborgen en de nadeelige gevolgen van den oorlogstoestand in Europa op het handelsverkeer tot het uiterste te beperken. Op den 3en October werden op de te Panama dagende Pan-Amerikaansche conferentie eenige belangrijke resoluties aangenomen, waarin, naast een gemeenschappelijke neutraliteitsverklaring, tevens voorkwamen het instellen van een veiligheidszône, waarin geen vijandelijkheden zullen worden toegelaten, hetzij ter zee of in de lucht, en een besluit, bevattende een financieele samenwerking, en het in stand houden en bevorderen van het ruilverkeer tusschen de Amerikaansche republieken.
Verder zijn thans te Washington de discussies nog in vollen gang over de bekende voorstellen tot herziening van de Neutraliteitswet,
| |
| |
welke den 21sten September door Roosevelt wederom bij het Congres zijn ingediend. Hoewel ongetwijfeld de stemming voor Roosevelt's plannen aanzienlijk verbeterd is in vergelijking met eenige maanden terug, is het toch nog geenszins zeker, of uiteindelijk de president succes zal hebben. Want mag het best waar zijn, dat de vervanging van het wapen-embargo door het z.g. carry-and-cash beginsel inderdaad slechts bevorderlijk kan zijn aan een zuivere afzijdigheidspositie, niet minder waar is ook, dat, gelet op de voorgeschiedenis van zijn voorstellen, Roosevelt die toch ook zeer nadrukkelijk bedoeld heeft als een steun voor de geallieerde mogendheden. De Amerikaansche afgevaardigden staan dus niet bepaald voor een gemakkelijke keuze, temeer niet, daar men in sommige kringen de gevolgen van de wetsherziening zeer nadeelig oordeelt voor de eigen scheepvaart.
|
|