De Nieuwe Gids. Jaargang 53
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 759]
| |
BibliographieMartien Beversluis: De cracht van 't landt bestaedt. - Bosch en Keuning, N.V. Baarn.Als het nog noodig ware het publiek te overtuigen, welk een krachtig, origineel, intelligent en diep-gevoelig dichter Holland in Martien Beversluis bezit, dan ware deze hymne genoeg om de waarheid daarvan te bewijzen. Wij hopen, dat dit zeer oorspronkelijke boek (waarvan door Hubert Cuypers een oratorium is geschreven, dat dezen winter zal worden uitgevoerd door de Kon. Christ. Oratorium-vereeniging) de algemeene aandacht en waardeering vinden zal, want die verdient het onomstootelijk. Onder de uitgaven, die het licht zagen, ter gelegenheid van Prinses Beatrix' geboorte, is dit de allermooiste. Mijn klein bestek vergunt mij niet, aanhalingen te doen, maar het is ook beter, dit na te laten, want elke bladzijde biedt schoonheden van beeld, van taal, van rhythme, van bewonderenswaardige knapheid en het fijnst en treffendst gevoel. Munten de Stem der Wetenschap, de Stem der Staatkunde, de Stem der Kunst in het bizonder uit? Ik weet het niet, ik heb dit heele dichtstuk genoten met een intense ontroering. Het is een grootsche hulde aan Prinses Beatrix gebracht, die ook in verre toekomende tijden haar waarde behouden zal. Aan u, Dichter, dank! voor dit kostbare, waarachtige, schoone geschenk!....
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
Dr. G. Stuiveling. Dertig Gedichten van Vondel, voorafgegaan door de ‘Aenleidinge’. - J.B. Wolters, Groningen, Batavia.Dr. Stuiveling koos dertig gedichten van Vondel, voor schoolgebruik geschikt, en liet er de Aenleidinge ter Nederduitsche Dichtkunst aan voorafgaan. Bij het eerste en derde tiental | |
[pagina 760]
| |
worden verklarende voetnoten gegeven; het tweede deel stelt over elk vers een serie vragen. Men kan nog steeds nalaten, schijnt het, letterkunde-onderwijs tot een vervelende geschiedenis te maken. Er wordt nog lustig naar zinsdeelen gevraagd; wat voor merkwaardigs is er grammaticaal in deze of die overgang; wat voor woordsoort is dit? | |
M.S. Juynboll-Van IJsselsteyn. Ons Koninklijk Huis. - Leiden, N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij.Een keurig uitgegeven bundeltje, bevattend diverse feestliederen ter eere van Oranjevorsten door verschillende dichters; varieerend van Willem Kloos tot Laurillard. Er is inderdaad schoone poëzie geschreven over Oranje-dagen, en het doet ons goed, deze zoo eens gebundeld te zien, verlucht met foto's. Enkele rijmelarijtjes waren beter weggebleven. Overigens niets dan lof. Louis Knuvelder | |
Nine van der Schaaf: Leven van Karel de Stoute. - Salamanderreeks. Querido, A'dam.Heeft Nine van der Schaaf eindelijk haar formule gevonden? Wat kan aan haar zakelijken, drogen, ongekleurden prozastijl beter passen, dan een historisch relaas, waarbij het op feiten aankomt, en waarbij alle romantische fantasie gemist kan worden? Wij achten dit Leven van Karel de Stoute tot Nine van der Schaaf's allerbeste prestaties te behooren.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
A. den Doolaard. Wampie. De roman van een zorgelooze Zomer. - Uitg. De Salamander-reeks. N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij., Amsterdam.Wampie is aardig. En het romannetje, dat haar naam draagt daardoor ook. Een nest, een spook - of hoe dergelijke meisjes- | |
[pagina 761]
| |
vaktermen mogen luiden, - is Wampie. Soms wat sentimenteel, soms wat gichelend, altijd overdreven, maar ook altijd lief, om te knuffelen. Ze is bijzonder goed geteekend. En met haar staat of valt de waarde van het boek. Haar vrijer - laat ons goede Hollandsche woorden toch nooit verwaarloozen - lijkt ons, naast de dartele Wampie, nogal lijzig. Maar 'schrijvers ervaring van verliefde jonge mannen is mogelijk anders dan de onze. De knorrige oude oom is weer beter geteekend, hoewel gechargeerd. Het slot is conventioneel. ‘Het eind is voorwaar, ze kregen elkaar’, met okshoofden rozengeur en zalige, suiker zoete zoenen. Toch is het aardig. | |
François Pauwels. Het Duel. - Uitg. N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij., A'dam.Krachtig en raak! Wat is Pauwels een menschen-kenner en hoe verstaat hij de jongens-ziel! Met simpele pennen-streekjes toovert hij ons het leven op een gymnasium voor en het leven daarbuiten. Een zeer eenvoudig onderwerp, maar de schrijver verwerkt het tot een brokje werkelijke kunst. Het is te betreuren, dat dit uitmuntend geschreven boek, niet uitgegroeid is tot een grooten roman. | |
Jan Vriends: Langs de Vloedlijn. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht.Een aardig boekje, zonder pretenties, maar getuigende van groote liefde voor de natuur. En boekje, dat zonder twijfel een welkom onthaal zal vinden, bij de talloos velen, die wel belang stellen in het leven der natuur, maar niet over tijd en gelegenheid beschikken, hiervan een diepere studie te maken. De uitgave is wél verzorgd en voorzien van mooie en oorspronkelijke foto's. Het is jammer, dat bij de inhouds-opgave onder blz. 10 vermeld wordt ‘Zee-anemonen. Krabben’, terwijl op deze plaats in het boekje een hoofdstuk staat, dat allerlei wetenswaardigs bevat, | |
[pagina 762]
| |
over vloed, eb, de maan, etc., maar geen woord over de anemonen en krabben. Overigens is het te betreuren, dat de schrijver aan zijn werkje niet een klein register heeft toegevoegd. De waarde, van het geheel, zou er door verhoogd zijn. De schrijver heeft zich bediend van een verminkte spelling, volgens het recept Marchant. H.C. Schmitz | |
Jeanne van Schaik-Willing: Uitgestelde Vlucht. - N.V. Querido, A'dam.Grooter contrast dan tusschen Henriëtte van Eyk en Jeanne van Schaik laat zich onmogelijk denken. Bij Henriëtëte van Eyk kijkt men door alles heen als door voos glaspapier; bij Jeanne van Schaik lijkt achter elk woord nog een ander woord te staan van mystieke beteekenis. Het proza van deze schrijfster is zwaar geladen en bijna onheimelijk suggestief. En dat komt, omdat Jeanne van Schaik alle goedkoope, conventioneele trucs versmaadt, en zij alleen datgene geeft, wat de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie kan worden genoemd. In het buitenland is de eenige schrijfster, die met haar kan worden vergeleken: George Egerton in haar Keynotes. | |
Henriëtte van Eyk: Als de wereld donker is. - N.V. Querido, A'dam.Ja, wij zijn iedereen dankbaar, die het met een glimlach om ons heen verheldert ‘als de wereld donker is’. Maar.... het mag dan toch geen inhoudsloos gegichel zijn, - en, wat Henriëtte van Eyk ons in deze verhalen opdischt, lijkt meer op het voor-den-mond-weg gebabbel van een bakvisch, die nu eenmaal weet, dat zij aardig praten kan, dan op geestigen humor, die zoo rijk en zoo lavend kan zijn.... Maar wat kan men zeggen van den smaak van het publiek? Er zijn er, die alles verzuimen, om slechts te kunnen luisteren naar radio's bonten Dinsdag-avondtrein... Onder deze verhalen is Het Wonder nog de dragelijkste.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
[pagina 763]
| |
Alice Berend. Ria's Amerikaansche Tournee. Vertaald uit het Duitsch door M.E. Endt-Goedkoop. Uitg. Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam.Zachten, vriendelijken humor met een weemoedig ondertoontje, gaf ons de inmiddels overleden schrijfster, Alice Berend. Niemand zal om dit boekske schudden van het lachen, maar velen zullen er om grijzen, grinneken of glimlachen: dit is een kwestie van temperament. Het is het genre van Von Winterfeld of Julius Stinde's ‘Buchholz’ verhalen, maar verfijnder en vooral moderner. Het tijdbeeld speelt bij den schrijfster een zeer belangrijke rol, zoodat een schier onmerkbare kritiek op personen, gebruiken en toestanden, niet te miskennen valt. | |
Gwen Bristow. In den zomer van het leven. Nederlandsche bewerking van Johan Koning. - Zuid-Hollandsche Uitgevers-Mij., Den Haag.Ziehier een roman, die waarlijk de moeite van het lezen waard is. Een werk getuigende van een groot en rijp schrijverstalent. Hoewel het gegeven zeer zeker niet nieuw is, mocht het Gwen Bristow gelukken, hiervan iets zeer bijzonders te maken. De schrijfster vertelt ons van het leven der kolonisten in de zuidelijke Staten van Noord-Amerika, voor, tijdens en na den vrijheidsoorlog. We lezen van hun moeilijkheden, hun worsteling en ten slotte van hun succes. In sommige opzichten doet het boek, wat den inhoud betreft, denken, aan Hamsum's ‘Hoe het groeide’. Maar hoewel het Noorsche werk waarschijnlijk op een hooger peil staat, ‘In den zomer van het leven’ is vlotter gedacht en geschreven. De voortreffelijke bewerking van Johan Koning, zal hier wel een groot deel toe hebben bijgedragen. Dit is nu een werk, dat wanneer het voldoende onder de aandacht van het lezend publiek wordt gebracht, mag rekenen op een groot succes. En het verdient ook! | |
[pagina 764]
| |
Thomas Mann. Bekentenissen van den Oplichter Felix Krull. Vertaling Alice van Nahuys. - Uitg. De Salamanderreeks. N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij., Amsterdam.Thomas Mann noodigt ons uit te snuffelen in de bovenstaande bekentenissen. En als ieder ander kind van deze beschaafde 20ste eeuw, hebben we het boekje van den grooten stapel ter recensie toegezonden boeken weggegrist, om eens smakelijk te genieten van een verhaal, waarin wij veronderstelden, dat onze medemenschen door een zekeren mijnheer Krull zouden worden opgelicht. Maar na het doorworstelen van 228 bldz., gevuld met breedsprakige onbenulligheden, gevoelden we ons tenslotte eigenlijk zelf opgelicht. De eerste helft van dit gezwam is een soort jeugd-biographietje en de tweede helft, vertelt ons van een succes-volle poging van den hoofdpersoon, om zich te doen afkeuren voor militairen dienstplicht. Wie hier een brillanten Pomarius denkt te vinden vergist zich deerlijk. Waar heeft die arme Krull het eigenlijk aan te danken om letterlijk zonder vorm van proces, door Thomas Mann, voor oplichter te worden uitgemaakt? Het is jammer, dat een onbeduidend boek als dit, werd opgenomen in de zeer welverzorgde en aantrekkelijke Salamanderreeks. H.C. Schmitz | |
Christian Munk: Eenzame Kudde. - Zuid-Hollandsche Uitg. Mij., Den Haag.Een boek over het leven der Zuid-Amerikaansche pampa's. Geen roman, maar een aaneenschakeling van verhalen, verteld door veedrijvers op hun tocht. Verhalen van moed en trouw; van ware mannendeugden in de schoone zin van het woord. Goed geschreven en goed vertaald, is het boek voor ieder man zeer interessant. | |
[pagina 765]
| |
Prof. Dr. E. Kruisinga. Het Nederlands van Nu. - N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam.Als onderdeel van de serie ‘Encyclopaedie in monografieën’ der W.B. verscheen een boek van den heer Kruisinga over Het Nederlands van nu; bedoeld als on-taalkundige taalkunde. Dit is geen scherts; want blijkens voortdurende uitlatingen, kent de heer Kr. geen grootere onmenschen dan taalkundigen; en geen grooter ondingen dan taalregels. Feitelijk is heel dit boek alleen opgezet, om telkens deze uitlatingen een schijn van recht te verleenen. Wij zijn er even heftig van overtuigd als wie ook, dat velen der huidige taalbeschouwingen verandering behoeven; dat er een spelling moet komen die aan eenige eischen van redelijkheid voldoet; dat taalonderwijs op gezonde en normale basis moet berusten, en wat men al maar wil. Maar ondanks (of juist dank zij) dit alles, kunnen wij in dit boek geen reden vinden tot jubelen; iemand die de goede zaak van een noodzakelijke herziening bepleit in zulk ellendig slecht Nederlandsch als de heer Kr. dit doet, met zulk een overstelpend aantal.... taalfouten en foutieve taabewerkingen, en op zulk een noodeloos irritante, pedante.... schoolmeestertoon, zoo iemand is niet de verdediger die wij wenschen. Nog veel minder de leidsman waaraan wij ons wenschen toe te vertrouwen. Het is natuurlijk vrijwel onmogelijk, een boek van 250 blz. te schrijven met niets anders dan fouten; vandaar dat er ook in dit boek wel juiste opmerkingen staan. Maar het is ons toch wel wat te kras, als we in 't midden van een boek telkens schimpscheuten hooren op de logica, en dat van iemand die aan 't begin de stelling opzet dat ‘taal is hetgeen de mens in staat stelt te denken’, - en dus niet beseft hoezeer hij met zichzelf in tegenspraak komt. Iemand die een nieuwe spelling noodig vindt, moet toch minstens consequent genoeg zijn om niet de eene keer woordeboek, de andere keer woordenboek, en voortdurend woordenlijst te schrijven. Als hij stelselmatig schrijft jonge, dan is er geen reden om bij alle andere zelfst. nmw. en w.w. de n te laten staan. De heer Kr. stelt het beginsel: in elk mensch is voldoende | |
[pagina 766]
| |
taalgevoel aanwezig, om alle taalregels overbodig te maken. Vandaar zijn herhaalde Seitenhieben naar Hooggeleerden (terwijl hij zelf, docent aan een school te Den Haag, zich graag Prof. en Hoogleeraar noemt). Alsof dit voor alle menschen vanaf hun jeugd waar was; en of er iemand was die behoorlijk taal leerde, als hij niet op de hoogte gebracht werd met de eenmaal getroffen afspraken. Het is dan ook nogal eigenaardig, op blz. 131 te lezen: ‘men kan alleen dan echte taal schrijven als men vertrouwt op de enige gids, en 'n goede gids, die we hebben: ons taalgevoel. Mocht deze gids ons op 'n dwaalspoor hebben gebracht, welnu dan keeren wij op onze schreden terug, d.i. we herstellen onze vergissing’. Constructie en interpunctie van dit citaal geven al eenigermate een proef van 's heeren Kr.'s ‘gids’; het citaat zelf toont zijn logica. Als ons taalgevoel de eenige èn goede gids is, hoe kan die ons dan op dwaalsporen brengen? Waaraan merken we dit? Hoe zullen we weten, langs welken weg we op onze schreden terug moeten keeren? Is voor dit alles geen kennis van de taal noodig? Op blz. 165 lezen we: ‘Hun waren der ook, mevrouw. Wie zoo iets zegt, spreekt geen beschaafd Ndl, maar daarom is het toch wel Ndl, en leerzaam voor de richting waarin onze taal zich beweegt’. Er kan geen twijfel zijn, dat ‘Hun waren der ook’ door Kr. niet afgekeurd kan worden (immers: het taalgevoel der dienstbode schreef haar deze zin voor) en dat dit de richting is die Kr. voor onze taal vóór zich ziet: de keukenmeiden-richting. Waarvoor we voorloopig nog hopen gespaard te blijven. Er valt met de beste wil ter wereld van dit boek niets anders te zeggen dan dat 't beter niet geschreven, nog veel minder gedrukt ware. | |
Job. Steynen. Muzekeuken. - Brusse N.V., Rotterdam.Minstens tien jaar geleden las ik eens een klein boekje van Job Steynen, waarvan de titel me ontschoten is. Maar het was in mijn herinnering gebleven, als een flonkerend, geestig gevalletje. Deze Muzenkeuken is geheel hetzelfde; wel niet direct geniaal, maar toch hoogst amusant. En.... werkelijkheidsgetrouw; maar als hij den dichter laat klagen over de clans in de | |
[pagina 767]
| |
critiek, dan moet Job Steynen ook niet verbaasd zijn, als deze clans hèm veroordeelen! Zooals dan ook gebeurd is door zekere officiëele waarmerkers der vaderlandsche letteren. Wie eenige amusante uurtjes wil doorbrengen, neme een kijkje in deze keuken. | |
Maurice Roelants. Bakkeleien met Jan Greshoff. - Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam.Het is alweer lang geleden dat de Tachtigers met de Julia-geschiedenis overduidelijk de onbevoegdheid der critiek demonstreerden. Deze vermakelijke geschiedenis ware vandaag weer eender te herhalen (is 't eigenlijk niet min of meer gebeurd in de Vrije Bladen prijsvraag voor poëzie?); en Mr. Roelants tracht het op een ‘serieuse’ manier te doen. Dit beteekent dat hij een uitvoerige polemiek publiceert met den ‘allerbeminnelijksten dichter’ Jan Greshoff - van wien het moeilijk valt, géén kwade trouw aan te nemen, zooals Roelants aantoont. Maar kwade trouw mag zoo maar niet verondersteld worden; er blijft echter nog een andere mogelijkheid. Wij zijn nog steeds niet verlost van de kringetjes - óók in litteratuur en critiek; en dit verklaart wel een en ander. Wij hebben bewondering voor Roelants' pogen om de kaarten op tafel te leggen; of het Greshoff zal overtuigen, is een andere zaak. Louis Knuvelder | |
A. Vermeulen. De ingang der Hel. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam.Een man, we mogen wel zeggen een ‘kaerel’ schrijft over zijn pioniersdagen in Midden-Afrika. Verfrisschend om te lezen, maar uiterst moeilijk om te beoordeelen. De litteraire waarde van het boek wordt eigenlijk opzij gedrongen door de daden, die er in vermeld worden. Toch valt ook de litteraire waarde niet te miskennen. Het is den schrijver gelukt beschrijvingen te geven o.a. van een oerwoud | |
[pagina 768]
| |
of een drijfzand-moeras, doorwoekerd met bijna demonische plantenweelde, die wel degelijk litteraire kunst zijn, al is ze zonder pretenties. De heer Vermeulen schijnt in Afrika een ‘rough time’ te hebben gehad, maar hij heeft het leven in de wildernis, dat hij evengoed kent als de Bantu-negers zelf, lief. En hij gevoelt behoefte, ons dit alles te toonen. Wat maakt men zich eigenlijk druk om een geïmporteerden Trader Horn, waarom verslindt men de ‘Sanders’ boeken van Edgar Wallace, terwijl men hier in Holland een Chicongo bezit, die minstens even frisch en interessant, maar bovendien volkomen onopgesmukt en waar is, heeft. We hopen, dat dit boek een ruimen lezerskring zal vinden, omdat het getuigt van echte hollandsche durf, volharding en energie. Dat het voldoening aan de ouderen geve en een prikkel tot daden moge zijn voor de jongeren. H.C. Schmitz | |
Dr. Angelinus. O.M. Cap.: Wijsgerige Gemeenschapsleer. Dl. I De Gemeenschap op zich. - Utrecht-Nijmegen. N.V. Dekker & Van de Vegt.Geen probleem heeft op het oogenblik misschien meer de aandacht der wijsgeerige wereld, dan dat van de gemeenschap en al wat er mee samenhangt. Ook al verwerpt men de theorie dat aan alles, ook aan de hoogste denk-arbeid, louter de wisselingen van de tijdsomstandigheden ten grondslag liggen, zoo mag men toch zeggen dat de geweldige gistingen der laatste jaren deze aandacht zeker mede richting gaven. Gelukkig mag vastgesteld dat de nieuwe denkers zich op juiste paden bewegen. Al is uiteraard niet elke voetstap voor iedereen acceptabel, het geheel der redeneeringen kan zeker bewonderd worden. In zeer hooge mate geldt dit voor den Capucijner-pater Dr. Angelinus. Wij noemden reeds vroeger terloops zijn kleine boekje: Deel en Geheel, en kunnen tot onze vreugde thans deze uitvoerige | |
[pagina 769]
| |
studie aanbevelen. In duidelijke taal beschrijft Dr. Angelinus de grondwaarheden, die men bij alle denken over de gemeenschap in het oog moet houden; en hij doet dit op een zeer verantwoorde wijze. Hij stelt zich niet tevreden, met het napraten der meest ‘gangbare’ argumenten, maar onderzoekt ze, en geeft er zoo noodig andere bij of voor in de plaats. Zoo alreeds in het eerste hoofdstuk, waar hij, de sociale natuur van den mensch behandeld, zich niet tevreden stelt met 't napraten der meest gangbare argumenten, maar werkelijk met succes tracht door te dringen tot het diepste wezen van deze sociale natuur. Hierop voortbouwend komen in het tweede hoofdstuk ontstaan en werkelijkheid der gemeenschap ter sprake, in het derde en vierde hoofdstuk resp. wezen en doel der gemeenschap. In hoofdstuk 5 wordt nog het gezag behandeld en in het laatste kapittel een indeeling der gemeenschappen gegeven.
Het spreekt vanzelf, waar de schr. zich niet tevreden stelt met ‘napraten’ doch zelf tot de diepste kenmerken wil doordringen, dat dit boek een zeer persoonlijk werk werd. Wij zijn hier blij om, daar schr. inderdaad in staat is, een persoonlijke behandeling van deze vraagstukken te geven, die menigmaal eenvoudigweg voortreffelijk is. Ik moge slechts bekennen, een klein weinigje teleurgesteld te zijn in het kapittel over het gezag; waar schr. zelf eerst vaststeld dat de vraag naar het gezag bijna niet te scheiden is van de vraag naar den gezagsdrager, laat hij deze laatste wat al te vaag los. Zelfs in zekeren zin onjuist en minstens onnauwkeurig zou ik de zin op pag. 146 willen noemen: ‘de bevoegdheid tot leiding is gegrond op de noodzakelijkheid ervan ter bereiking van een of ander goed’ - wordt hier de meening van v. Sante c.s. niet wat èrg sterk gevreesd en daarom té ver uit den weg gegaan? Op de noodzakelijkheid tot leiding kan elk gezagsdrager zich beroepen. - Mag elk gezagsdrager uit deze niet te ontkennen noodzakelijkheid ook eigen bevoegdheid opeischen? Natuurlijk zal dit schr.'s bedoeling niet zijn; maar iedereen kan hem dit met deze zinsnede in den mond leggen. Temeer waar op dezelfde pagina gezegd is: ‘Pas dan kan van gezag sprake zijn, als een persoon het recht of de bevoegdheid bezit, aan anderen op de weg naar een bepaald doelgoed leiding | |
[pagina 770]
| |
te geven’. Voordat een persoon dit recht en deze bevoegdheid hebbe, moet hij toch zeker ook aan zekere eischen voldoen; daarop met nadruk gewezen te hebben blijft de verdienste van v. Sante c.s. Dat er dergelijke détail-opmerkingen te maken zijn, bewijst slechts dat geen menschen werk volmaakt is. Het vermindert geenszins de waarde van dit prachtige boek; dat goed doordacht is, keurig geschreven èn uitgegeven. Ik ben blij dit boek in dit tijdschrift te mogen aankondigen, en zie met spanning uit naar het tweede deel dat de verhouding tusschen gemeenschap en leden zal behandelen. | |
F.M. Huebner: Het Andere in ons. - L.J.C. Boucher, Den Haag.Huebner preekt de leer van een bovenzinlijk (bovennatuurlijk) krachtveld, dat ons aantrekt, maar waar wij ons tegen verzetten tot onze schade. Hij wil den mensch leeren, zich uit zijn ‘ik’ te bevrijden en zich over te geven aan dat ‘andere’. Als mysticus, ingewijde en Godschouwer slechts kan de mensch leven zoo als het hem past te leven. Voor een zeer groot deel is zijn betoog te aanvaarden - maar.... het geheel blijft nogal vaag en zwevend. In de werken van oudere mystici kan men deze zaken heel wat duidelijker en concreter lezen. Het boekje is in elk geval een gunstig teeken voor 't verloopen van het materialistisch getij. | |
Drs. J. Postma. De Werkelijke Waarden van het leven. - Electr. Drukk. B.B. Westerhuis, Leeuwarden.Men weet niet of er om dit boek gelachen of gehuild moet; een ratjetoe van Brahmanisme, Theosophie, Boeddhisme, Astrologie, Kosmos-gezwam - en alles bij elkaar.... kletskoek. ‘Ik heb de zodiak van de maan nog te danken, omdat mij daardoor de mogelijkheid geboden is dit boek te schrijven. De alfabetische letters ontstonden door de werking van de zodiakale velden op de menschelijke hersenen.’ Jammer dat die zodiakale velden hun werking niet gestaakt hebben, vóór die letters ontstonden; de heer Postma hadde dit boek dan ten minste niet geschreven! | |
[pagina 771]
| |
Menno ter Braak: Van Oude en Nieuwe Christenen. - Nijgh & Van Ditmar N.V., Rotterdam.Ga naar voetnoot1)Zelden las ik een ‘wetenschappelijk’ boek dat òn-wetenschappelijker is dan dit. En in uiterste verbazing heb ik mij afgevraagd, hoe dezelfde Menno ter Braak, die eertijds zoo spotte met cultuurdiagnose's, er nu toe vervallen is, zijn hopelooze diagnose openbaar te maken. Naarmate men de lezing van dit lijvige schotschrift verder doorzet, voelt men een ergernis stijgen. Laat mij eerlijk verklaren dat deze ergernis niet voortkomt uit jezuitische kortzichtigheid of discipline, zooals ter Braak wel zou willen suggereren; ik las boeken tégen wat mij het heiligst is, zonder deze wijze van ergernis te voelen. Voor mijn part kan ik me indenken dat een of ander meent, het Christendom te moeten bestrijden. Maar dat iemand een dergelijk slap en onwetenschappelijk aftreksel van al wat ooit ter dezer bestrijding geschreven werd, anno 1937 nog als zeer modern en zeer wetenschappelijk wil aandienen, is toch wel wat erg! Dientengevolge ergert mij dit boek heusch niet omdat ik vrees dat een Christen erdoor geraakt zal worden. Integendeel, zelfs de zuiverste ‘honnête homme’ zonder wijsgeerige scholing (welk type t. B. zoozeer bewondert) zal zich door hem niet laten beetnemen. Ik erger me alleen dat iemand dusdanig kan te werk gaan op alle mogelijke manieren die hij in al zijn tegenstanders - vanaf Paulus tot Rosenberg - meent te moeten wraken. Als er één mensch is bij wien de rancune en het ressentiment uit elk woord spreekt, dan heet die mensch Menno ter Braak. Hij verwijt het Nationaal-Socialisme dat het te werk gaat volgens een zwart-wit-schema (en tot op zekere hoogte is dit verwijt terecht) maar geen mensch heeft een strenger zwart-wit-schema dan hijzelf, in dezen vorm: zwart is alles en iedereen ter wereld behalve M.t.B., wit is alleen en uitsluitend M.t.B.! Hij erkent zoogenaamd het Christelijk bestanddeel van onze cultuur, maar hij erkent dit slechts rancuneus. | |
[pagina 772]
| |
Hij heeft de geniale ontdekking gedaan, dat het Christendom te splitsen valt in een ‘leer’ en een ‘discipline’ - en na uitdrukkelijk vastgesteld te hebben dat de ‘leer’ hem geen jota kan schelen, gaat hij de ‘discipline’ (volgens zijn opvatting, wel te verstaan) naspeuren als grondslag voor Christendom, Marxisme, Fascisme en Nationaal-Socialisme. Aangezien in al dezen de discipline hem een zelfde toeschijnt, zijn zoowel Marxisten als fascisten en Nationaal-Socialisten niet anders dan.... de nieuwe christenen. En evenals het oude christendom, houden zij de menschheid in den ban hunner dwalingen, door dit menschdom feitelijk in geestelijken zin op te lichten. Zoo als vroeger Paulus en Augustinus, zijn nu Marx, Mussolini en Rosenberg de menschen die de wereld achter zich binden door een (uiteraard bedriegelijke) voorspiegeling van een of ander ‘heil’.
De heer ter Braak vergeet hier een zeer voornaam feit (en het is min of meer typisch dat een Katholiek hem hierop wijzen moet): wanneer in zijn conceptie van christendom het wezen hiervan bepaald wordt door deze discipline (het hiernamaals) dan hoort daar ook in thuis het oud-testamentische Jodendom, het oud-germaansche heidendom, de indiaansche Eeuwige Jachtvelden-idee; kortom welhaast elke vorm van godsdienstig besef. Waar is deze discipline sterker dan bij de stammen met medicijnmannen; die toch zelfs ter Braak niet voor oude of nieuwe christenen zal uitschelden?!
Maar in ter Braak's schema paste het nu eenmaal, deze vorm van discipline als ‘christelijke’ te betitelen, omdat er met veel goede(??) wil en veel feiten-verdraaien wel eenige overeenkomst te geven was tusschen de door hem genoemde stroomingen. Erger is het dan nog, als hij ertoe komt (pleitend voor zuivere wetenschappelijkheid èn voor honnêteté, nota bene!) ‘stellingen’ als nieuw en wetenschappelijk op te zetten, die reeds decennia lang door eerlijke anti-Christenen niet meer ernstig genomen worden. Het beruchte ‘mits’ dat hij Augustinus in de schoenen wil schuiven, doet toch wel geen opgeld meer tenzij in de vulgairste ‘Vrijdenkers’ kringen, evenmin als het even beruchte Jezuitisme. Maar, nogmaals, ter Braak had dit voor zijn schema noodig. Bepaald komisch wordt dan het slothoofdstuk; waarin eventjes | |
[pagina 773]
| |
‘aangetoond’ wordt ‘dat ressentiment en cultuur overal samengaan’ en nog ‘Het ressentiment behoedt de katholieken, de protestanten, de humanisten, de socialisten, de fascisten voor het nadenken over de “laatste dingen”, omdat het bevel voert over de logica.’ Ware hij hier in alles eerlijk geweest dan hadde hij erachter moeten schrijven: ‘ik M.t.B. ben de eenige die over deze laatste dingen heb nagedacht; ik heb geen ressentiment.... dus geen cultuur’. Het is overigens nogal vermakelijk: eenerzijds gaan ressentiment en cultuur altijd samen; anderzijds behoedt ditzelfde ressentiment zoowel de katholieken als protestanten als humanisten, socialisten en fascisten voor het denken en voor de logica - dus ‘dé’ cultuur is zonder denken en zonder logica! Inderdaad: de cultuur des heeren M.t.B. bevat niet al te veel logica; het is de cultuur van den man die met alle geweld zichzelf genoeg wil zijn, en ten dien einde opoffert al wat hem in den weg staat. Eigenlijk is het jammer, dit schotschrift nog in ernst te nemen, en kan men niet beter doen dan er eens om te lachen met 'n zeker medelijden. Maar dit zal ter Braak wel weer zeer erg vinden. | |
Dr. J. Luning Prak. Menschen en Mogelijkheden. - Scheltema en Holkema, Amsterdam.Nederland, zoo hoort men soms beweren, is eigenlijk het studieland bij uitnemendheid; en het Nederlandsche volk is toch zeker een der intelligentste aller volkeren. Hoe gaarne wij deze lofspraak zouden onderschrijven, een weinigje praktijk doet ons toch anders zien. Men kijke niet zoozeer naar het aantal soorten examens dat dagelijks de kranten vult, maar zie naar de percentages geslaagden, en veel van dit optimisme zal wel verdwijnen. Hoeveel fouten onze school ook mogen aankleven (waarover we in een der volgende nummers een opstel hopen te publiceeren), één goede eigenschap heeft ze, en dit is: dat ze werkt als een zeef, met steeds fijnere openingen. Datgene wat er in normale tijd en op de normale wijze dóór komt, mag inderdaad tot een zeker | |
[pagina 774]
| |
intellect gerekend; tenminste bij de beter soort opleidingen en examens. Er zijn er nog steeds, die niets anders eischen dan een overmaat van ‘pompen’ en liefst niet te veel intellect. Maar.... als Dr. Prak ons dan komt aantoonen dat ‘dit “normaal” vorderen strikt “abnormaal” is en het normale resultaat is met doubleeren op het kantje halen van het einddiploma met zwakke cijfers of het voortijdig verlaten der onderwijsinrichting’ dan vergaat een al te groot optimisme toch wel wat. Want als Prak deze bewering uit, kan men er zich niet van afmaken met te zeggen dat het een pessimistische indruk is van iemand die op een ongeluksdag een half uurtje in de school keek - hij heeft deze overtuiging als resultaat van jarenlange ervaring, zoowel in het bedrijfsleven, beroepskeuze als in het experimenteel onderzoek. Slechts de kleinste helft der menschen zit op de school waar zij, gezien hun intelligentie, thuis hooren; dat dit èn voor de school èn voor de leerlingen uiterst nadeelig moet zijn spreekt toch wel vanzelf. In een duidelijke grafiek en uitvoerige toelichting geeft Prak de spreiding der intelligentie onder ons volk, en komt tot dit resultaat: 2½% zwakzinnigen; 25% minder begaafd; 45% gemiddeld; 25% vlug en 2½% knap-begaafd. Deze heele schaal loopt van een Intelligentie-quotient 50 tot I.Q. 150; het is wel duidelijk dat één en hetzelfde onderwijs voor een dergelijke spreiding belachelijk moet heeten. Niet voor niets geeft Prak dan ook enkele persoonsbeschrijvingen van tegenvallers, zoo als de man in de praktijk er tientallen tegenkomt. Wij zouden wenschen - ik schreef dit reeds elders - dat dit boek in handen kwam van ieder Nederlander die met kinderen te maken heeft; al geeft het ook nog niet de volledige oplossing voor dit moeilijke vraagstuk, het kan toch veel leed en teleurstelling voorkomen, gezien, dat een gewaarschuwd mensch voor twee telt. | |
Johannes Buchholz. De Komedie komt. Vert. door A. Röntgen. - Bigot & Van Rossum N.V., Amsterdam. 1938.De Denen zijn een uiterst aangenaam volk, en bezitten ontegenzeggelijk, zooals Dr. Boer-Den Hoed in haar voorwoord tot dit | |
[pagina 775]
| |
boek opmerkt, de eigenschap die zij zelf ‘Lune’ noemen: Een goedmoedige humor, 't tikje spot en satyre, een aangename lach om de kleine dwaasheden des levens. Zonder ooit zuur of venijnig te worden; zonder zich te verliezen in zwaarwichtige betoogen, open en lachend als de menschen in dit boek. Men moet er wel niet bij schateren, maar gedurende het lezen zult ge uzelf toch voortdurend betrappen dat er een genoeglijke glimlach rond uw lippen speelt. En dat beteekent iets, ‘in tijden als dezen’, de menschen een echt gezonde glimlach op 't gelaat te brengen. Daar door alleen zou het boek zijn geld reeds waard zijn; maar er komt nog bij dat het zeer goed geschreven en evengoed vertaald is (heeft vert. zich op blz. 308 en 310 niet vergist met die korf??). Uiterst amusant wordt beschreven de invloed die een tooneelavond op de doktersfamilie Malthe heeft; en tusschen twee glimlachen door worden veel waarheden opgediend. Een boek dat u de verzuchting ontlokt: zoo moesten er meer zijn! | |
F.V. Toussaint van Boelaere. Litterair Scheepsjournal. - ‘Onze Tijd’, Brussel. 1938.De heer Toussaint van Boelaere is een groot man in de Vlaamsche letterkunde; bijgevolg veronderstelt hij natuurlijk dat het ons allen uiterst veel belang inboezemt, hoeveel vrouwen hem in Boedapest, in treinen en elders hebben trachten te lokken; dat het ons interesseert dat hij liever per auto dan per trein reist; dat hij het gewenscht vond ‘een van de vele bierhuizen die op de Mariënplatz en in een buurstraat zijn gelegen, even met een bezoekje te vereeren’, en duizend particuliere zaakjes méér. Mogen wij bij dezen den heer F.V. Toussaint van Boelaere vertellen, onder dankzegging voor de mededeelingen, dat ons dat alles geen bliksem interesseert? Dat ons alléén maar belang inboezemt of hij een werkelijk stuk litteratuur kan schrijven; en liefst ook in andere geschriften een behoorlijke stijl schrijft?! De stijl waarin wijlen de heer Schaepman zijn reizen naar Rome beschreef was waarachtig nog minder beroerd-gezapig dan deze schooljongensbrieven als volgt: ‘Mooi weêr vandaag. Pracht van | |
[pagina 776]
| |
de Ludwigstrasse’, en met een woord als Engelschmans (het staat zonder aanhalingsteekens op blz. 108). Het tweede deel van dit allegaartje is getiteld ‘Dagwerk op het gebied van Kunst en Literatuur’ (waarom litterair met twee, literatuur met één t?), waarin, zoo ver ik het na-las geen enkele grond gepeild wordt, maar nooit verder geboord wordt dan de journalistieke oppervlakkigheid. ‘Het werk van Permeke is vast en zeker eigenaardig, maar buitenissig ook’ praat opa F.V.T.v.B. - dit boekwerk van F.V.T.v.B. is noch eigenaardig, noch buitenissig; alleen maar goedkoop. Ik moet tot mijn schande bekennen, dat ik na de eerste 175 blz. niet de moed heb gehad, verder door te lezen. Alleen 'n enkel vertaald stukje Oostersche wijsheid is wel aardig. | |
W. Marres. Over het ontstaan en de ontwikkeling der moderne Limburgsche momumentale schilderkunst. - N.V. Leiter-Nijpels, Maastricht.Deze heele lange titel slaat op een boekje van.... 12¼ blz. druks, waarin de geschiedenis der schilderkunst vanaf middeleeuwen tot vandaag wordt doorgenomen. Uiteraard dus zéér oppervlakkig, maar als summier overzicht wel bruikbaar. | |
Albert en Magda Kuyle: Pan-Europa. - Het Spectrum, Utrecht.Men schrikke niet van deze politiek-klinkende titel; de bedoeling is ‘Europa in de pan’ te behandelen. Anders gezegd: een kookboek met tamelijk weinig recepten en wel geestige opmerkingen. Kuyle verstaat de kunst om zelfs over de aardappel met geest en vlot te schrijven; zoodat men met dit boekje 'n tweetal buitengewoon amusante uurtjes door maakt. Thole had de geest goed te pakken en teekende allemachtig passende illustratie's. Een keurig slot van de tweede Schijnwerper-serie.
Louis Knuvelder | |
[pagina 777]
| |
J.W.F. Werumeus Buning: Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet. Tweede tocht. - Uitg. N.V. Quirido's Uitg. M-., A'dam.Wat een verkwikking, na het lezen van de hierboven besproken diepzinnige onzinnigheden of onzinnige diepzinnigheden, te genieten van Bunings's aardige vertellingen en levendige beschrijvingen. Genoeglijk babbelend, voert de schrijver ons door vele streken van ons mooie Vaderland, waar hij als een gastheer, zijn schatten toont. Hij babbelt, maar in uitstekend proza en zonder ‘den schoolmeester’ uit te hangen. De foto's, die het werk illustreeren, zijn goed en de geheele uitgave is aantrekkelijk en zeer welverzorgd. H.C. Schmitz | |
Boeken voor de jeugd.Wederom staat de firma Kluitman paraat en verrast de jongeren met haar goede gaven. In hare collectie trekt ditmaal de aandacht: Ems van Soest: De wereld, die wij veroveren moeten. Ems van Soest schrijft voortreffelijk, en zij weet tactvol te kiezen, wat de lezers kan interesseeren. Daarom zijn haar boeken ook voor ouderen genietbaar. De wereld, die wij veroveren moeten geeft èn in karakterteekening èn in de beschrijvingen een uitmuntend beeld van het moderne Indische leven. In Tehuis voor meisjes krijgt Nanny Franken gelegenheid, verschillende meisjesfiguren ten voeten uit te schilderen, een heel aardig gegeven, dat zij met succes heeft uitgewerkt. Mevrouw Nachenius-Roegholt begint zich hoe langer hoe meer in de meisjeswereld in te burgeren, m.a.w. het métier wordt zij hoe langer hoe meer meester. In gelijke pas krioelt het van de dramatis personae, toch houdt de schrijfster ze goed uit elkaar, en geeft elck seyn deel. (De zonderlinge houding van tante Riekje had wel wat beter mogen worden opgehelderd!) De Prins van Mossinia is een méér dan aardig jongensboek. De zwarte prins met zijn Europeesche opvoeding, die zeer veel avonturen beleeft, en ten slotte kans heeft, emir te worden, is de aandacht ten volle waardig. Het onderwerp is boeiend en origineel. Pol Dom en Hans Borrebach kweten zich weder uitstekend van hun illustratieve taak. | |
[pagina 778]
| |
Dierenleven in Artis door A.F.J. Portielje met medewerking van Mevr. Portielje-Scholten. Met platen naar aquarellen van C. Rol, J. Voerman Jr. en H. Rol. - Uitg. Verkade's Fabrieken N.V., Zaandam.Wij weten waarlijk niet, wat méér te loven: de keuze, die de firma Verkade altijd voor hare albums doet, of de manier, waarop die keuze wordt ten uitvoer gebracht. Niet ten onrechte zijn de Verkade's Albums beroemd, en het eene overtreft steeds weer het andere in boeienden tekst en interessante illustraties, doch ditmaal deden de heeren Verkade al een heel gelukkigen greep. Er is welhaast geen kind (laten we er maar bijvoegen: geen mensch!) die niet op de een of andere wijze belang stelt in de dierenwereld om ons heen, en er is geen grooter, zuiverder en blijvender genot, dan in die wonderbare wereld te worden binnen geleid door een bekwamen, ervaren en begrijpenden gids. En wie zou voor dit Artis-boek een betrouwbaarder geleider kunnen zijn dan de heer Portielje, de Directeur van Artis, die dagelijks gelegenheid had, zijn onderwerp van alle kanten te bestudeeren, en dat met een liefde, een toewijding, en een begrip heeft gedaan, dat niet alleen voor kinderen, neen, óók volwassenen! zijn beschouwingen, verklaringen, psychologische uiteenzettingen en beschrijvingen met de meeste aandacht volgen, en wàt hij vertelt, ook zullen onthouden, omdat de mededeelingen zoo eenvoudig, dus bevattelijk en tegelijk zoo bizonder belangwekkend worden gedaan. Wat hier gegeven wordt in woord en beeld is een bezit, dat jong en oud op hoogen prijs zullen stellen, en in elk gezin zal dit boek met zijn aangenamen, leerrijken tekst vol wetenswaardigheden en zijn schilderachtig- aanschouwelijke, kleurige, levendige illustraties een kostbaar bezit zijn, waar men tot in het oneindige pleizier van hebben kan, - en zàl!
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. |
|