deze en andere eenlingen eenerzijds, de groepjes en clan's anderzijds. En ik wéét, dat de tijd komen zal, waarin men Jan Kruysen zien zal in zijn ware grootheid en hem het respect betuigen, dat tijdens zijn leven geweigerd bleef. Is niet de roem de bestendiging van het misverstand? Zooals Gerard Bruning eens schreef. Is niet deste zwijgender de miskenning tijdens het leven, naarmate bêter is de bewondering eenige decennia na den dood?
Gij moogt afkomen, en zeggen, dat deze mensch lid was van geen enkel ‘genootschap’ der ‘erkende’ kunstenaars; dat geen enkel litterator ooit over hem schreef of sprak; dat geen tentoonstellingen van hem wereldbekend gemaakt werden. En ik zeg u: ondanks of juist dank zij dit alles, heeft Kruysen zich in de eenzaamheid der Brabantsche hei en van het buitenland ontwikkeld tot een schilder van méér-dan-erkende beteekenis. Hij vroeg die erkenning nooit, en als ze hem werd aangeboden heeft hij ze geweigerd, doorziende de ‘hoogmoed’, die het ware kunstleven zoo makkelijk vermoordt. Ik vraag voor hem ook geen erkenning in dien zin, omdat men deze aan een werkelijk onafhankelijke figuur al te ongaarne schenkt. En de herinnering aan deze fiere, vrije en strijdbare man en kunstenaar is mij té hoog, dan dat ik ze voor wat erkenning versjacheren zou! Liever dan aan hem te denken als lid van dit of dat, als gehuldigd en bejubeld modemaker, denk ik aan hem als de zelfstandige, overtuigde ras-artist die hij was.
Heel zijn wezen, heel zijn leven, het was kunstenaarschap van een zoo hoog gehalte, dat wij, die hem van nabij mochten kennen, verblijd waren, dat zóó iets nog mogelijk was in dit verdorde land. Dat het tòch nog mogelijk is: een mensch, die leeft uit en voor zijn kunst (en, bij hem als katholiek: uit en voor zijn geloof) en die al wat niet dáármee te maken heeft, achteloos voorbij gaat.
Maar wat wel met zijn kunst te maken heeft, dat heeft zijn diepe en felle aandacht. Dat heeft zijn dubbele liefde: een vaderlijke èn een kinderlijke. Een vaderlijke, die zich bewust is dit kunstwerk gewrocht te hebben, en niet tevreden voor er het hoogste van zijn kunnen op dàt moment in is gegeven. Een kinderlijke, die wéét dat de kunst een strenge leermeesteres is; geen ijdel gespeel om den tijd door te komen en zichzelf te bewonderen, maar een levenswerk, een ambacht, even zwaar als het omploegen