De Nieuwe Gids. Jaargang 53
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 615]
| |
BibliographiePierre Kemp: Fugitieven en constanten. - Publiciteitsbureau ‘Veldeke’, Maastricht.Pierre Kemp schrijft den laatsten tijd schijnbaar met groot gemak zijn korte verzen neer. Een beetje spottend soms, een beetje glimlachend bijna om dingen die hem in het dagelijksche leven treffen als vermakelijk. Hij heeft hiervoor een scherp opmerkingsvermogen, en zag tot nog toe kans, niet vervelend te worden. Deze verzen zijn weliswaar niet van een wereldschokkende beteekenis, maar toch uiterst aangenaam om te lezen. Een zegging die zeer ‘direct’ is, en tevens van een uiterst verrassende originaliteit zonder gezochtheid. In werkelijkheid: een aangenaam verzenboek. | |
Jos. Panhuysen: Zee. - Nijgh en Van Ditmar N.V., Rotterdam.In een hotel aan zee krijgen we het leven van een filmster, een oplichter, een millionnair, een danser, een classicus - en dit alles a.h.w. getransponeerd in het lied van de zee. De levens groeien in en door elkaar, en komen tenslotte 't meest onder invloed van een meisje, dat zelf niet in 't boek optreedt, maar 't klooster in gaat. Jos Panhuysen heeft zich, afzijdig van elke litteraire kongsie, een eigen stijl en techniek verworven, die hem wel niet makkelijk te lezen maken (eer het tegendeel), maar die in heele fragmenten het lezen tot een werkelijk genot doen zijn. Het is vooral in zijn compositie dat hij het meest tekort schiet m.i. - àl te rijkelijk wordt er gewerkt met citaten en met philosophie. Een roman moet deze philosophie verbeelden, en niet door de personen laten opzeggen; en in dit verbeelden is hier en daar nog wel verbetering gewenscht. Hoewel dit een boek is waarin eigenlijk uiterst weinig gebeurt (dit was immers even de eisch eener litteraire critiek?) leest men het toch in een adem door tot het einde, omdat de persoon van dezen jongen schrijver ons weet te boeien. Zee is lang niet het onbelangrijkste boek van dit jaar. Louis Knuvelder | |
[pagina 616]
| |
J.W. de Boer: Vrouwen en Vrienden. Roman door J.W. de Boer. - Uitg. W.L. & J. Brusse, Rotterdam.Een roman is het in geen geval. Men zou het een ‘Rapsodie Basque’ kunnen noemen, waarvan het hoofdthema op hardnekkige en soms vrij onverwachte wijze, naar voren wordt gedrongen. De schrijver is een man van geest. Hij geeft ons sterke impressies, helle kleuren en soms brutaal-speelsche opmerkingen. Nu eens is hij sentimenteel, bijvoorbeeld, wanneer hij wandelt langs den ‘rade du passé’, of kijkt naar de drie struische dochters van den ouden Marnéac: Marilou, Marelone en Marielle. Dan weer is hij verbeten, vooral wanneer hij begint te filosofeeren of politiseeren. Het geheel is echter nogal verward. Jammer, want de brokstukken, waaruit het is samengesteld zijn op zichzelf vaak de moeite van het lezen waard. O.a. de episode van den Chinees Kwan en zijn appelboom. De schrijver bekijkt zijn gedachtenwereldje ‘Port-Memoyre’, als iemand, die dronken is. Datgene, waarop hij zijn aandacht concentreert, ziet hij vaak te scherp, te kleurig en te fleurig in verhouding met alles wat er zich omheen groepeert. Wanneer hij niet jubelend is, in zijn bewondering of breede sentimentaliteit, dan vervalt hij in morose bespiegelingen, herhalingen. Bovendien maakt hij steeds grinnikend, duistere toespelingen op feiten en toestanden, die hem persoonlijk bekend zijn, zonder zich nader te verklaren. Hij is evenwel aantrekkelijk in zijn fantasie, behalve, wanneer hij er de politiek bij sleept. Dan heeft hij een kwaden dronk. Gooit niet met glazen of stoelen, maar fluistert U, met veel beteekenende knipoogjes, allerlei verdachtmakingen in het oor. Van dronkenschap gesproken - we vertrouwen intusschen, dat men deze vergelijking niet als kwetsend of onaangenaam zal opvatten -, wanneer we den schrijver niet geheel nuchter noemden, de teekenaar, die de bandversiering voor het boek heeft ontworpen, moet volgens dezen maatstaf gemeten, ernstig lijdende zijn aan delirium tremens. Op een groote theevlek liggen drie wanstallige vrouwenfiguren met omgedraaide halzen. Het kan ook zijn, dat de stakkers | |
[pagina 617]
| |
uit een vliegmachine omlaag werden geworpen, maar nog niet op de theevlek zijn neergeploft. De vrouwen zijn reeds in verregaande staat van ontbinding en de op kruisbessen gelijkende oogen, staren U verwijtend aan. Boven aan de theevlek bemerken we drie (roode) mannetjes, waarvan een, op zijn hoofd staande, naar de vallende vrouwen loert. Vermoedelijk wordt hiermede de schrijver bedoelt, die in gezelschap van een paar medeplichtigen, het leven eens van een anderen kant wil bekijken. | |
U.G. Dorhout. Jelle Heerema. - Uitgave: van Holkema & Warendorf N.V., Amsterdam, 1938.Jelle Heerema, zoon van een welgestelden boer uit het Friesche merengebied, vertoont, wanneer hij predikant geworden is, sterke socialistische sympathieën. Hij huwt met een arbeiderskind, tot groot misnoegen van zijn vader, die evenals de zoon, weinig ruim begrip en werkelijke levenservaring heeft. Tegen de bonte schakeeringen van het groote leven buiten hun eigen, kleine kringetje, staan ze vreemd. Om deze reden wordt het, in die dagen opkomende socialisme, door den vader botweg verworpen, zonder dat het hem tot nadenken stemt, en door den zoon al te gretig en zonder critiek aanvaard. Beide nemen een standpunt in, dat ze met blind fanatisme verdedigen. Dit voert naar een onvermijdelijk conflict, tot een onherstelbare breuk. De schrijver wil het doen voorkomen, alsof de zoon een sterke figuur is, maar door de feiten wordt dit wedersproken. Hij ziet armoede in zijn naaste omgeving en terstond is dit voor hem aanleiding om een nieuwe, socialistische, levensopvatting te aanvaarden. Zonder veel bezinning huwt hij het arbeiderskind, Martsen. Wanneer hij echter met een andere jonge en aantrekkelijke vrouw van een collega in aanraking komt, is hij weldra op haar verliefd. Door kletspraatjes in de gemeente, moeilijkheden en een soort wroeging, durft hij zich evenwel in deze richting niet uit te leven. Hij keert terug naar zijn vrouw, maar, in plaats van de taak, die hij zich gesteld heeft, weer op te nemen en de moeilijkheden in de gemeente onder de oogen te zien, te overwinnen, besluit hij naar een ‘nieuwe wereld’ te vertrekken. | |
[pagina 618]
| |
‘Financieel was hij sterk genoeg om dit plan ten uitvoer te brengen.’ Dank zij het geld, dus, dat zijn kapitalistische vader aan diens arbeiders had onthouden. Toch heeft deze roman ook goede eigenschappen. Hij is vlot en goed geschreven. Vooral wat het landschap der Friesche Meren, en leven der bevolking aldaar, betreft. De schrijver is daarmede volkomen op de hoogte, en dit maakt, dat het boek voor ‘insiders’ aantrekkelijke kwaliteiten heeft. | |
Walter Brandligt: Concubinaat. - Uitg. A.W. Bruna & Zn. Uitg. Mij. N.V., Utrecht.Een kunstschilderend jongmensch, uit Calvinistisch doktersgezin, leeft samen met een communistisch, rauwkost etend, verpleegstertje, waarmede hij blijkbaar vergeet te huwen. Hij praesteert weinig. Zakt - van zijn standpunt bekeken - maatschappelijk af tot stofzuigerverkooper. Heeft hiermede aanvankelijk succès. Wat hij minderwaardig vindt. Later echter weer geen succès. Wat hij ook minderwaardig vindt. Een aanstaande gezinsvermeerdering brengt het begrip ‘gezin’ onder hun aandacht, wat ze allebei eigenlijk minderwaardig vinden. Tenslotte zwemt het boek weg in allerlei duistere psychologische ontledingen, die wij op onze beurt weer minderwaardig vinden. De lezers, die het boek ter hand nemen, omdat de titel iets ondeugends doet vermoeden, zijn, dat moeten we eerlijk bekennen, zwaar bekocht. Maar de andere lezers ook.... H.C. Schmitz | |
M. v.d. Meersch. Er voert geen weg buitenom. Vert. J.H. Sandfort. - Z.-H. Uitg. Mtsch., 's-Gravenhage.Een verrukkelijk mooi boek, verrukkelijk mooi uitgegeven. Het lijkt wel, of er tusschen den schrijver en den illustrator een zielsverbond bestaat, - zóózeer harmonieeren de teekeningen met den uitgegeven tekst. Dit is lang niet altijd het geval! en men mag er dus wel even zijn vreugde over uitspreken, dat Anton Pieck's- | |
[pagina 619]
| |
werk een integreerend, ja, haast onmisbaar bestanddeel vormt van het verhaal.Ga naar voetnoot1) Deze roman is een tranche de vie, zoo reëel en levensecht, dat wij de personen schijnen te hebben gekend en de gebeurtenissen te hebben meebeleefd. Elke gecreëerde figuur wordt uitstekend in zijn karakter volgehouden, en met hoeveel liefderijk begrip beeldt Mexence van der Meersch zijn personen innerlijk en uiterlijk uit. Dit boek werd met de hoogste Fransche onderscheiding, den Prix Councourt, bekroond, en het is, voortreffelijk vertaald, ook in Holland een evenement te noemen.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
Elisabeth Augustin: Mirjam. - Uitg. Brusse N.V., Rotterdam.De paraphrase van een legende uit den Achterhoek, o.a. voorkomende in ‘Nederlandsche Sagen en Legenden’ door Josef Cohen. Een welverzorgde uitgave van een slecht geschreven boek. Zonder noemenswaardige verdeeling - bij voorbeeld in hoofdstukken -, zonder alineëering, zonder dialoog, drenst het verhaal verder in een wonderlijk taaltje. De legende - en ook deze moderne bewerking van het onderwerp - vertelt iets van het tragische lot der Joden. Maar waarom worden alle Joden, behalve de hoofdfiguur Mirjam, ons getoond als gedegenereerde zwakzinnigen, als psychopathen, die elkaar bedriegen en bestelen? H.C. Schmitz | |
Rosamond Lehmann. Episode. Vertaling mevr. Gorter-Keyser. - Z.-H. Uitg. Mtsch., 's-Gravenhage.Rosamond Lehmann heeft de unieke onderscheiding genoten, dat, toen zij nog slechts drie boeken geschreven had, deze alle drie uitverkoren werden door een letterkundige boekenclub. Haar eerste roman Dusty answer was (in 1927) de keuze van de Ame- | |
[pagina 620]
| |
rikaansche Book-of-the-Month-Club; haar tweede: A note in music van de English Book Society, en de derde: Invitation to the Waltz, eveneens van de Book-of-the-Month-Club, èn van de Vie heureuseprijs van Femina. Zij werd geboren te Fieldham in Buckinghamshire. Haar vader was lid van het Lagerhuis; hij werkte mede aan Punch, en deed veel aan roeisport. Zij is een bloedverwante van Lize Lehmann, de pianiste en componiste. Thans is zij de vrouw van een welbekend schilder, Wogan Philipps, en woont op een dorp in de nabijheid van Oxford. Er zijn op het oogenblik vele Engelsche romanschrijfsters, die wij met genoegen lezen: Sheila Kaye Smith, Victoria Sackville West, Margot Asquith, Ethel Mannin, Beatrice Kean Seymour, Willa Cather, Rosa Macaulay, Sylvia Thompson, enz. enz. Maar bovenaan staan, naar mijn gevoel, Katharina Mansfield, met haar onvergelijkelijke korte verhalen, Virginia Woolf met haar The Waves, en ‘top foremost’, Rosamond Lehmann met haar Dusty answer. Toch noemt men in Engeland The weather in the streets (dat wij thans, als Episode, vertaald, voor ons hebben liggen) ‘undoubtedly the finest book Miss Lehmann has yet written’, ofschoon tegelijk erkend wordt, dat Dusty answer ‘was among the finest pieces of artistic creation of its year’. Mevr. Gorter deed goed, om als titel ‘Episode’ te kiezen, waardoor onmiddellijk deze roman den stempel ontvangt, die den inhoud karakteriseert. Dit boek is een voortzetting (zooals men het zou kunnen noemen) van Invitation to the waltz; men maakt hierin reeds kennis met Olivia en Rollo, en dit is inderdaad ‘an unforgettable study of girlhood’. De stijl van Rosamond Lehmann is ongelooflijk mooi. Haar beelden zijn zoo nieuw, zoo origineel, zoo treffend, zoo verrassend, zij zegt, wat zij te zeggen heeft, zoo concies, zoo direct, zoo pregnant, dat wij in de lectuur van haar werk verdiept, alles om ons heen en ook onszelf vergeten. Het spreekt vanzelf, dat het vertalen van een zoo subtiele, zoo diep oorspronkelijke schrijfster een ontzaglijk moeilijke opgave is, vooral voor iemand, die wel de Engelsche taal voldoende meester, maar zelve geen romanschrijfster is. Voor zoover mogelijk brengt mevrouw Gorter haar zware taak er naar behooren af: ik vergeleek haar overzetting | |
[pagina 621]
| |
bijna woordelijk met den Engelschen tekst; ik voel, hoe zij haar best heeft gedaan, en al vorderend raakt zij ook meer op dreef. (Is het voorzichtigheid, om verwijten te ontgaan, dat mevr. Gorter spreekt van: vrij naar het Engelsch? M.i. heeft zij zich nogal nauwkeurig, ja, bijna letterlijk, aan den Engelschen tekst gehouden.) Eén voorbeeld van Rosamond Lehmann's stijl, en de moeilijkheid, waarvoor zij haar vertaalster stelt. Er is hier sprake van een gesprek aan een diner, en nu zegt R.L.: ‘No end to the tossing back and forth of this fragrant, nostalgic, aesthetical cowslip-ball.’ De vertaling: ‘Er kwam geen eind aan het heen en weer kaatsen van dit geurige, aesthetische heimweeachtige bosje primula's.’ Proeft ge, lezers, zooals ik, het verschil? Het Engelsch is bijna volmaakt gezegd in een kort en toch alles uitdrukkend beeld. Bij het Hollandsch daarentegen.... zou voor menigeen een uitlegging niet onnoodig zijn! Ik hoop van harte, dat vertaalster en uitgever groot succes mogen hebben met dit zeer, zeer mooie boek, en dat het publiek na lezing, den beroemden criticus Hugh Walpole gelijk zal geven, die zegt: ‘Ongetwijfeld acht ik Rosamond Lehmann de beste van de jongere generatie der romancières, zij is geestig en scherpzinnig, heeft een origineel scheppend vermogen en een brillante techniek.’ Zoo is het!....
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. | |
Jean Tousseuil. Kleine Luiden. Vertaald door: Gaston Vannes. - Uitg. Office de publicité. Brussel 1938.Dr. Martin J. Premsela schrijft in zijn voorwoord, bij dit bundeltje kleine schetsen: ‘De betrekkelijke onbekendheid van den schrijver bij het groote publiek in Vlaamsch-België en Noord-Nederland mag ons verheugenis schenken.’ Na het lezen der schetsjes zijn we dat natuurlijk volmaakt met hem eens. Maar waarom heeft men den schrijver dan in 's hemelsnaam naar voren gesleurd? Dr. Premsela vertelt ons verder, dat | |
[pagina 622]
| |
‘Tousseuil zijn letterkundige waarde, voor een aanzienlijk deel ontleent, aan de eenzaamheid waarin hij zich terugtrok.’ Best mogelijk, maar is dit een verontschuldiging, om den argloozen, niets kwaads vermoedenden lezer, op een bundeltje als ‘Kleine Luiden’ te trakteeren? Bovendien is Dr. Premsela onlogisch. Want, hoewel hij aanvankelijk beweert, dat de onbekendheid van den schrijver hem verheugt, later wil hij hem in koelen bloede, volgens zijn eigen zeggen, aan een groot aantal nieuwe vrienden voorstellen. De schetsen zelf zijn triest en naargeestig; bij voorkeur vertoeft de schrijver in sterfhuizen en solt hij met dooden. Zonnelicht, bloemengeur, levensvreugde en jeugd kent hij niet. Anton Bergmann's ‘Ernest Staes’, Koetsveld's ‘Pastorie van Mastland’ en zelfs Jonathan's ‘Waarheid en Droomen’ zijn duizend maal beter. De illustraties zijn nog afgrijselijker dan het boek zelf. | |
Stephen Graham. Vrouwen in den Vreemde. Bewerking en vertaling van Pieter v.d. Valk. - Uitgever: Schuyt, Baarn.De ‘vrouwen’, wier lotgevallen in dit, zeer leesbare, boek worden beschreven, zijn een tachtigtal jonge meisjes, die in 1914, te Belgrado verblijf houden in een groot pensionaat. Bij het uitbreken van den wereld-oorlog worden de meisjes, uit vrees voor het oprukkende Oostenrijksche leger, naar een oud klooster in het binnenland overgebracht. De lotgevallen der kinderen, de bewoners van het klooster, de eigenaardige toestanden in het door den oorlog zwaar beproefde Servië, worden uitstekend beschreven. Het is te betreuren, dat de schrijver van deze gegevens niet iets meer heeft weten te maken. | |
Emil Ludwig: Roosevelt. - Querido Verlag N.V., Amsterdam.‘Zur Darstellung eines Lebenden entbehrt der Biograph jene privaten Papiere, die dem nachgebornen Historiker den Charakter | |
[pagina 623]
| |
beleuchten. Auch ist uns die spätere Lebenslinie, vor allem Zeit und Art seines Todes vorenthalten, des gewichtige Schlüssel zur Deutung jedens Lebens. Diese Umstände begrenzen den Wert der Arbeit’.... zegt Ludwig in zijn voorrede. ‘Begrenzen’ is hier veel te zwak uitgedrukt. Het is schier onmogelijk, een biographie te schrijven van iemand, die nog in het land der levenden is. En bovenal voor Emil Ludwig, die, zelfs in details, niet objectief kan zijn. We denken hierbij niet in de eerste plaats aan de venijnige uitvallen tegen alles wat fascistisch, nationaal-socialistisch of dictatoriaal is. Want daardoor verwerpt de schrijver zelfs allen schijn van objectiviteit. Erger is het evenwel, dat hij met zijn sympathie of antipathie, voor personen, rekening houdt bij de beoordeeling van hun daden en zelfs de resultaten van hun daden. Zooals bij Hoover en Wilson. En nog in erger mate bij den robusten, krachtigen Theodore Roosevelt. Diens eenige verdienste schijnt vrijwel te zijn, dat hij een oom is van den ‘grooten Roosevelt’, Franklin. Theodore ‘war durch sonderbare Umstände sehr sehr jung zum Vice-Präzidenten der V.S. aufgestiegen’, maar Franklin, als we Ludwig zouden mogen gelooven.... eigenlijk ook. Theodore deugt So-wie-so niet. Hij bezat een ‘Herrenmoral’ en dat is natuurlijk glad mis. ‘Theodors Charakter neigte weit starker zur Diktatur als Franklins, und der ganze Unsinn des neudeutschen “Führer-gedankens” ist ideologisch, bis in die Stichworte hinein, von Theodor dreizig Jahre vorweggenommen worden.’ Wanneer Franklin, vòòr het beëindigen van zijn biographie, eenigermate had meegewerkt, door het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen, dan zouden Ludwig en sommige anderen in de stellige overtuiging zijn gebleven, dat Franklin géén dictator was geweest. Nu echter kan niemand er voor instaan, dat Franklin zich vroeger of later zelf geen Dictator, Führer of Duce gaat noemen. Ludwig, Ludwig wees toch in het vervolg voorzichtiger. Vermoord de dooden desnoods, maar blijf van de levenden af. Het is behagelijk om met groote heeren in een auto gezeten, gefotografeerd te worden en het plaatje van deze indrukwekkende gebeurtenis te gebruiken als eenige illustratie in een ‘Studie über | |
[pagina 624]
| |
Glück und Macht: Roosevelt’, maar vertrouw ze niet.... ze ontaarden sneller in dictators dan men verwacht.
H.C. Schmitz | |
Maurits Dekker: Oranje en de Geboorte der Nederlanden. - Em. Querido, Amsterdam.Met Oranje en de geboorte der Nederlanden beëindigde Dekker zijn Oranje-trilogie op een zeer geschikte tijd. Laten we voorop stellen dat dit boek als roman o.i. niet Dekker's sterkste boek is, dan blijft er toch veel te prijzen over. In 't algemeen tamelijk objectief in de zoo moeilijke materie (eenigszins gezocht lijkt ons, dat Balthazar tot tweemaal toe in een ‘visioen’ van God zelf opdracht krijgt om Oranje te dooden!) is het boek voor het kennen en begrijpen van personen en tijd van ongemeen belang. De schrijver moet zich dieper dan gewoonlijk in de bewerkte tijd ingeleefd hebben, om ze zoo tastbaar voor ons te stellen. Enkele zwakke passages uitgezonderd, is de verteltrant suggestief en meesleepend. Alles bij elkaar een boek dat er zijn mag.
Louis Knuvelder |
|