| |
| |
| |
Bibliographie
Wanneer de zomervacanties er zijn, kunnen wij er ook vast op rekenen, dat de firma Kluitman te Alkmaar, met zorg en toewijding en fijn begrip, een collectie lectuur gereed heeft, die het regenachtigste en donkerste weder in een vroolijke, lichte atmosfeer weet òm te tooveren! Voor jongere kinderen, voor oudere meisjes en jongens, is er elck wat wils, en ge kunt er altijd zeker van zijn, dat de uitvoering der boeken in alle opzichten onberispelijk is. Het is waarlijk geen kleinigheid, als dit van een firma en hare uitgaven gezegd worden kan, want, wie een beetje thuis is in het ‘vak’, weet, hoeveel flair, hoeveel smaak, hoeveel kennis en inzicht, en hoeveel ondervinding daarvoor noodig is Maar de firma Kluitman weet met onfeilbare zekerheid de teksten te kiezen, en, waar het eveneens zeer op aankomt, de illustrators, en de manier, waarop de boeken uitgegeven zullen worden, zoodat ze zijn: een lust voor het oog.
Dezen zomer omvat de mooie collectie, die door ons ontvangen werd, de volgende boeken:
A.M. Nachenius-Roegholt. Helen's handicap. Geïll. Hans Borrebach. Hoe de sterrekindertjes uit spelen gaan en De zandmannetjes, door G. van Vladeracken, platen van Freddy Langeler. Ada van Oordt. Els neemt de leiding. Geïll. Hans Borrebach. J.H. Brinkgreve-Entrop. De rolschaatsclub. Geïll. Miep de Feyter. Willy Corsari. En in die sneeuwbal zit ik. C.P. van Asperen van de Velde. Van binnen uit. Geïll. Nans van Leeuwen.
Helen's handicap heeft onder een kleurig omslag met Helen's portret een allerkeurigsten band van grijze stof. En de inhoud? Ook deze is origineel. Helen, door het zien in haar naaste omgeving
| |
| |
van allerlei mislukte huwelijken, wordt daardoor in haar eigen gevoelens gehandicapt. Zij durft niet toegeven aan liefde, zij wantrouwt zichzelve en de mannen, die haar liefhebben, en van dit werkelijk zeer oorspronkelijke gegeven, heeft mevrouw Nachenius een boeiend boek gemaakt voor oudere meisjes, waarin licht en schaduw op de juiste manier is verdeeld. In dezen geest, - niet te veel en niet te weinig, - behoort een jongemeisjesroman geschreven te zijn.
De Sterrekindertjes en de Zandmannetjes zijn plaatwerken, zóó bekoorlijk, dat we ze in aller kinderhanden zouden wenschen. Wanneer een volwassen mensch dit zegt, pleit dit wel zeer voor de boeken. Een volwassen mensch ziet met het oog van het kind èn met het innerlijk oog van het verstand tegelijk. Welnu, wilt ge iets hebben, dat kleurig, fleurig en vroolijk, vermakelijk en onderhoudend is, neem en geef dan deze boeken. Schrijfster en teekenares hebben elkaar hier in een wel zeer idealen bond ontmoet! De verhaaltjes zijn bevattelijk en hoogst amusant; en de platen zijn zoo vlot en leuk en zóo vol beweging, dat ze aandoen als vlug-verschietende filmpjes, die toch steeds in de dankbare kinderherinnering zullen nablijven. In lang heb ik niet zulke charmante, in-gezellige kinderboeken gezien!...
Ada van Oordt behandelt in: Els neemt de leiding een onderwerp, dat, ik zou zeggen, al honderdmaal in meisjesboeken behandeld is, namelijk: een familie, die wegens omstandigheden, een pension moet gaan houden. Maar, laten we er direct bijzeggen: wel is het ‘eine alte Geschichte’, maar ‘sie bleibt immer neu’, en dat nieuw blijven hangt natuurlijk ervan af, hoe het gegeven is uitgewerkt.
Ada van Oordt heeft dit zeer tot onze voldoening gedaan. Ten eerste heeft zij een aangenamen stijl, en ten tweede weet zij de personen zoo levend voor te stellen, dat zij ons aandoen als werkelijk bestaande menschen. De militante jonkvrouw op den omslag is er een goed voorbeeld van, hoe het zaakje van het pension wordt aangepakt, en de vermakelijke figuur van Joop en de koddige van Käthe brengen de vroolijke noten aan, als alles in De Zonnewijzer geen rozengeur en maneschijn is. Een goed-geschreven en onderhoudend boek.
De rolschaatsclub brengt ons een geheel nieuw gegeven, dat,
| |
| |
zooals begrijpeilijk is, allerlei verrassende situaties met zich medebrengt. Wie zelf wel eens op rolschaatsen heeft gestaan, en weet, hoeveel moeilijker deze sport is dan gewoon schaatsenrijden, bewondert het wakkere troepje, dat wedstrijden organiseert en zelfs ‘beentje over’ niet schroomt. Mevr. Brinkgreve blijkt op-en-top op de hoogte van haar onderwerp, en de kinderen zullen er ‘reuzeschik’ in hebben. Ik voorspel spoedig een tweeden druk... en de rest!...
Willy Corsari, - wij weten het! verstaat het schrijversmétier tot in de fijnste puntjes. Zij heeft veel menschenkennis en levenservaring, en daarbij een zeer omvangrijk en betrouwbaar talent. Haar boeken laten zich allerprettigst lezen door de groote mate van radio-activiteit, welke zij uitstralen, en bovendien bezit zij ook een aanzienlijk quantum fantasie en een voldoende dosis humor. Haar werk gelijkt een geslepen steen met vele facetten, waarvan elk vlak met dezelfde kundigheid, denzelfden smaak en op dezelfde aantrekkelijke wijze is gepolijst.
Wat zegt ge, om te beginnen van den even typischen als geestigen titel: ‘En in die sneeuwbal zit ik’? De verklaring is de volgende:
Dikwijls heeft Cara Andel naar een of ander avontuur verlangd, dat de sleur van het dagelijksch leven zou breken. Onverwacht komt haar wensch tot vervulling, en er vormt zich uit een serie schijnbare nietigheden een sneeuwbal van gebeurtenissen, waar zij, tegen wil en dank midden in zit.
Maar wie komt op het idee, een zoo spiritueel-mysterieusen titel te kiezen? Natuurlijk alleen een Willy Corsari, wier brein (om een vreemde beeldspraak te kiezen) ‘van alle markten thuis’ is, en die hier dan ook weer een boek levert, zoo spannend en boeiend, dat de bakvisschen (of spreken wij hier in Holland ook soms liever van debs en subdebs, zooals in Engeland, waar de aankomende en tegenwoordige en gewezen debutantes eulk een groote rol in het gezelschapsleven spelen?...) elkaar uit de handen zullen rukken.
Een extra woord van lof voor den exquis-fijnen band.
En nu nog van: C.P. van Asperen van de Velde, (die als ik mij niet vergis, óok al haar sporen als jeugdschrijfster heeft verdiend) haar aardige, gezellige boek: Van binnen uit.
Het vertelt ons van een groot gezin, met zes kinderen, een vader, moeder, een (blind) grootmoedertje en een dienstbode, die allen
| |
| |
reeds op den omslag compareeren. Ook dit boek weer gebonden in het smaakvolle, nieuwe linnen, en in een mooi, vierkant formaat. Elke figuur komt volledig tot haar of zijn recht, en deze tranche de vie biedt genoeg afwisseling, om het jonge volkje volledig te boeien. Een huiselijke, eenvoudige geschiedenis, maar met zeer gevarieerde ups and downs, en allerlei onvoorziene gebeurtenissen.
De firma Kluitman heeft, met hare zomercollectie, ditmaal zichzelve overtroffen, en dat is, in dit geval, wel degelijk: jurer gros.
Anna Reiner. Manja. Ein Roman um fünf Kinder. - Querido. Amsterdam.
Dit boek is zeer belangrijk als tijdsbeeld. Artistiek gesproken, valt het in twee deelen uit elkaar, - het eerste deel een hoogst-origineel opgezette roman van grootestadsleven in complete verscheidenheid, - het tweede een tendentieus verhaal, dat geschreven schijnt uit een trop plein van nood en lijden. Daarom bevalt ons uit den aard der zaak de eerste afdeeling, die geheel zonder tendenz is, beter.
Welk een vondst! die conceptie en geboorte der vijf kinderen! en met welk een vaste hand heeft Anna Reiner de verdere ontwikkeling van dit quintuplet getraceerd.
De kleine Manja is en blijft het middelpunt van dezen krachtigen, interessanten roman. Ook in het tweede deel, als zij het beklagenswaardig, rampzalig slachtoffer wordt van den modernen tijd... die, door hem zóó te beschrijven als deze auteur het doet, tot een historisch stuk leven wordt. Dit is de eerste roman van Anna Reiner, en men moet zich verbazen over de koene, sterke zekerheid, waarmee zij haar thema in de hand houdt, haar thema: de trouwe, onverbroken vriendschap van de vijf kinderen, uit zoo heel verschillende milieu's voortgekomen. De schrijfster heeft gelegenheid haar kennis en knapheid in het uitbeelden van de verschillen dezer toestanden en omgevingen te toonen. Scherp en helder is haar typeering, en de karakteristieken der kinderen zijn aanvaardbaar (ofschoon voor twaalfjarigen, die zij op het einde, wel wat tot onze verwondering zijn, (we zouden hebben gedacht veertien of vijftien) soms een beetje te ‘wijs’). We wenschen Anna Reiner met haar coup d'essai geluk; deze zou een coup de maître genoemd kunnen worden, als zij zich had weten vrij te houden, ten eerste van
| |
| |
tendenz, die in essay, brochure, artikel behoort, maar niet in een zuiver kunstwerk, en dan van eenige wijdloopigheid en een ietwat te grooten redeneerlust. Maar overigens: alle hulde. Van een auteur, die zóó begint, is nog zeer veel te verwachten.
Vicki Baum. Liebe und Tod auf Bali. - Querido. Amsterdam.
Welke woorden van lof kunnen voldoende recht doen aan dit harmonische, gave, prachtige boek? Och, we kenden reeds Vicki Baum's ongelooflijke kracht en knapheid in de behandeling der meest verschillende onderwerpen; we wisten, dat haar keuze altijd het gevolg was van een evenwichtige mengeling van studie en intuïtie, - maar dat zij in staat zou zijn tot een zóo volmaakte creatie als Liebe und Tod auf Bali, waaraan de grofste en pedantste recencent niet de zuivere distinctie van waarachtig-literaire artisticiteit ontzeggen kan, - dat hadden wij niet durven hopen.
In mijn essay over Vicki Baum, waarin ik haar veel-facettig schrijfsterstalent van alle kanten bekeek, roemde ik haar: Das grosze Einmaleins als een harer diepste en innigste scheppingen. Ik kende nog niet haar: Die Tänze der Ina Raffay, dat ik toen niet in bezit had kunnen krijgen, doch sindsdien heeft mij een hartelijke hand dezen zeer mooien roman toegezonden. Ik ben den vriendelijken gever hoogst dankbaar, want Ina Raffay vertegenwoordigt weer een nieuw staal van dezer schrijfster veelomvattende gave. Het leven eener danseres, die danseres is van nature, wordt ons, met al zijn ups and downs, met al zijn wederwaardigheden, triomfen en teleurstellingen, liefdesaangelegenheden, vervullingen en ontberingen, wordt ons, (zóó voelen wij het!) met onfeilbare juistheid voor oogen gesteld. En het slot is van een zoo fijne, behoedzame innigheid, dat wij tot in ons diepste wezen worden doortrild. Het lezen van dit boek was mij een bizonder genot.
In hare inleiding tot Liebe und Tod auf Bali vertelt Vicki Baum van hare reizen naar dit wonderbare eiland in onzen Archipel, en van hare kennismaking met Dr. Fabius, die door zijn langdurig verblijf ‘ein halber Balinese’ geworden was, en die haar meenam naar de afgelegenste plaatsen van Bali, terwijl hij haar na zijn dood een geheele verzameling manuscripten vermaakte, het aan háar
| |
| |
overlatende, orde in dezen chaos te stichten. In overgroote bescheidenheid doet de schrijfster het voorkomen, als kwam het hoofddeel der ‘Erfindung’ van dezen roman toe aan Dr. Fabius. Maar ieder, die wel eens een archief van dergelijken aard heeft doorgewerkt, om er een boek uit samen te stellen, weet, dat dit een, misschien nog veel moeilijker arbeid is, dan een roman te schrijven uit eigen fantasie. En als Dr. Fabius nog kon zien, hoe in ‘die Konfusion der Manuskripte’ Vicki Baum ‘Ordnung’ heeft gebracht, dan zou hij zijn handen in elkaar slaan van verbazing, omdat, op het kleurlooze stramien der feiten, Vicki Baum de levende, intense gobelins heeft getooverd, die als zoo vele onvergetelijke beelden ons altijd zullen bijblijven, - vooral ook aan hen, die het voorrecht hebben gehad, indertijd de Balineesche dansers persoonlijk te mogen aanschouwen, en die dáárdoor weten, hoe zeldzaam getrouw Vicki Baum het wezen van deze belangwekkende uiting van Balineesch leven in uiterlijkheid en innerlijkheid heeft gevat en weergegeven.
Deze sprookjesachtige schlidering van een bestaan als op een andere planeet, terwijl wij toch nooit twijfelen aan de waarachtige waarheid ervan, houdt ons geboeid in een greep, die ons geen oogenblik los laat. Vicki Baum redeneert niet, zij legt niet uit, zij bewijst niet nadrukkelijk - zij toont plastisch aan, zonder ooit op het effect te werken; en deze roman, waarin de eenvoudigsten, zoowel als de hoogsten uit den lande handelend optreden, met al hun primitiviteit, geraffineerdheid en naïeveteit, is, inzonderheid voor ons Hollanders, die ons daarin een stuk onzer cultuurhistorie zien voorgesteld, ontzaglijk interessant.
Wij krijgen ‘la vie de jour en jour’, maar daarbij ook de gebeurtenissen, die bewogenheid brengen in de eentonigheid en den sleur van dit dagelijksche leven: liefde, dood en geboorte, wreedheid en innigheid, oorlog en zelfopofferend martelaarschap... Niemand kan dit boek uit de hand leggen, zonder, letter voor letter, tot de laatste bladzij te hebben gelezen, en steeds met respect, bewondering en dankbaarheid te zijn vervuld.
De schoone, stille ernst van dezen roman is in mij gebleven als een bezit voor altoos.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
|
|