De Nieuwe Gids. Jaargang 52
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |
S. Vestdijk. Else Böhler, Duitsch Dienstmeisje. - Rotterdam 1935. Nijgh & Van Ditmar N.V.Dat de aandacht den laatsten tijd vooral op auteurs als Vestdijk, Ter Braak en Du Perron valt, is volkomen verdiend. Zij genieten die voorkeur niet, omdat de overige auteurs weinig beteekenen, maar omdat zij stuk voor stuk op een of andere wijze krachtigere persoonlijkheden zijn. Vestdijk is veelzijdig, hyper-intellectueel en gevoelig. Hij wordt plastisch ontroerd. Zijn muzikale overgave kristalliseert hij nog met plastische woordteekens. Naast den levendigen mensch-kunstenaar Vestdijk leeft een andere Vestdijk, die ik een typischen solipsist zou willen noemen. Hij is nederig. Hij aanbidt zijn eigen Ik niet, doch hij beschut het tegen loerende blikken, die hij als vijandig gewaar wordt. Ten eerste is er zijn denk-solipsisme. Hij kiest een wetenschappelijk centrum, ontglipt ver van deze kern in analytische en synthetische methode, registreert soms plastisch en komt tot zijn (ruim) wetenschappelijk uitgangspunt terug. Zijn gevoel verwerkelijkt zich in vreemdsoortige attributen, die dikwijls redeneerkunstig opgevuld zijn en door zijn woord visueel zichtbaar gemaakt worden. Ten tweede lijdt Vestdijk-Roodenhuis aan zielssolipsime. Ieder mensch verschijnt hem sfynxisch. In ieder gezegde ontdekt hij een raadseltje. De slechten en de bourgeois doorziet hij angstig-juist, maar raakt daarvan zoo overstuur dat men zich | |
[pagina 494]
| |
afvraagt of deze Roodenhuis wel ooit een voluit goed mensch naar waarde zal weten te schatten. Roodenhuis heeft gelijk. Zijn broertje Eg is een mispunt, maar de dramatische vergrooting waarmede hij de grofheden van zijn broer beziet, is pathologisch. De fout van dezen bijzonder goeden en hoogst oorspronkelijken roman: de kunstenaar die dit werk schreef is volwassen, maar de mensch in dezen kunstenaar is het niet. Het onbelangrijke, het futiele wordt voorgesteld als het schokkende van een wereldomwenteling. Een beweging van Else Böhler maakt op haar gecompliceerden minnaar een indruk, alsof wij plotseling een boaconstrictor in onze huiskamer zouden vinden. Dit geeft iets ongeproportioneerds. De kunstenaar Vestdijk ontvangt te weinig materiaal van den mensch Vestdijk. De kunstenaar-criticus Vestdijk heeft zoowat alle phasen doorloopen, de mensch Vestdijk heeft ongeveer niets beleefd. Het boek werd interessant door de indringende psychologie en doordat de zeer oorspronkelijke woordkunstenaar deze ontledende herinneringen en psychische reacties in scherpe, omlijnde en warmgekleurde beelden wist weer te geven. Zoowel uit zijn gedicht als uit zijn romans zien we bij Vestdijk eveneens het dualisme van ontrafelaar en saamvattend verbeelder. Voor mijn smaak is dit geen fout. Ik zou het niet anders willen. Zoo schiep de natuur het, zoo heeft het voor mij zijn charme. Dit met geweld tot een zekere glijdende eenheid te hervormen beteekent niet in de kern harmonischer worden. De harmonie van Vestdijk ontdekt men door al het discursieve, het vindingrijke en kunstzinnige heen in de waarachtigheid van zijn voelen en denken en in het volstrekt eigen leven van zijn taalorganisme. Hij boetseert met vaste hand. Het beeld blijft in dienst van de verhaal-essentie. Hij kiest het masker, de groef, het scherpe boven een glijdende bevalligheid. Zooals Marsman's vers literair veel schooner is dan dat van Vestdijk, zoo is Angèle Degroux veel schooner dan Else Böhler. De dichter van Paradise Regained is van .grootere beteekenis dan de dichter Vestdijk. De kleur en de eenheid, de wijde omspanning, de vaart en de drift, het heelal met zijn sterren, die Marsman weet op te wekken, is voor den dichter van Berijmd Palet niet te bereiken. Zijn waarde, zooals gezegd, ligt elders. Zijn psychologische scherpzinnigheid, zijn schrijfdrift, doorgrondingsmacht en taalbeheersching kunnen | |
[pagina 495]
| |
ons de overtuiging schenken dat de maker van het prachtige Parc aux Cerfs ons nog met menig opmerkelijk schriftuur zal verrassen. | |
H.A. Enno van Gelder. Histoire des Pays-Bas du XVIe siècle à nos jours. Paris 1936. Armand Colin.Een goed idee van dezen Franschen uitgever om de geschiedenis van ons land vanaf de 16e eeuw door een Nederlander te laten vertellen. Met genoegen hebben wij deze in 't Fransch geschreven vaderlandsche geschiedenis gelezen. Het in duidelijke taal weergeven der historische feiten, een scherpe omlijning van het Hollandsche karakter, zijn deugden en zijn ondeugden, de noodige eerbied voor de daden onzer voorouders en het zich houden aan de groote lijnen zijn de verdiensten van dit eenvoudig uitgegeven werkje. Wij hoopen dat het vele Fransche lezers zal vinden en daarmee aan zijn doel beantwoordt: onzen Franschen vrienden een grootere kennis van de geschiedenis van ons vaderland te verschaffen. Of, zooals Henri Hauser zelf in de Inleiding zegt: ‘Connaissons-nous l'histoire des Pays-Bas modernes, et nous demandons-nous comment, malgré la différence des temps, elle continue le passé? Que les compagnons du Taciturne, les patriotes alors révoltés contre le monarque de l'Escorial aient pour fils légitimes les ingénieurs qui, sous nos yeux, transforment en polders la mer intérieure, et aussi les juriconsultes qui ont mérité de voir s'élever à la Haye, le Palais de la Paix, espoir des nations qui veulent la justice, voilà ce que les Français ont besoin de mieux apprendre, comme ils ont besoin d'aller prendre à Java des leçons de politique impériale’. | |
Jef Last. Een Huis Zonder Vensters. - Amsterdam 1935. N.V. Em. Querido's Uitgevers-Maatschappij.Na zijn prachtig werk Zuiderzee heeft Jef Last ons met dit Huis zonder vensters een groote teleurstelling bezorgd. Bij Zuiderzee zagen we een grootschen arbeid voor onze oogen op- | |
[pagina 496]
| |
trekken. Bij een Huis Zonder Vensters lijkt het ons soms, alsof we in Gustave Aimard's bekende jongensboeken lezen en een anderen keer krijgen we weer de bekende propaganda-formules van de Sovjets te hooren, terwijl noch het avontuurlijke noch de propaganda tot hun recht komen. Met andere woorden en om in schilderstermen te spreken: het boek rammelt. Van de personen krijgen we slechts het uiterlijke oppervlak te zien. Paul, Jean en Madeleine, de drie kinderen van kapitein Dujardin, gezagvoerder van de France, zijn geteekend om de tendenz van het boek te bewijzen: voor de ‘burgerlijk’ opgevoede jeugd blijft slechts het alternatief, de strijd met en voor de arbeidende klasse òf het gekkenhuis, waarin dan ook Madeleine en Jean die geen beslissende keuze kunnen doen, terecht komen. Het gekkenhuis, ruim opgevat, beteekent bovendien nog: de kapitalistische of burgerlijke maatschappij. Maar Paul kiest en strijdt mee, als er in Parijs op de Place de la Concorde gevochten wordt. Onder de arbeidende klasse vindt Paul zijn Jeanne, die hem op de laatste bladzijde van dit dikke boek op zijn voorhoofd kust en hem zegt: ‘Zijn we niet daarom samen, Paul, juist om met zijn tweeën mee te kunnen helpen wanneer in dat groote huis van den waanzin, de vensters worden gebroken die uitzien op een nieuwe wereld!’ Het spijt ons te moeten constateeren, dat het Last, ondanks zijn vlotten stijl, in dit boek niet eens gelukt is ons van zijn eigen overtuigd-zijn te overtuigen. | |
Walter Brandligt. Kerels in Grandel. 1935. N.V. Uitgevers-Mij. ‘Elsevier’.De groote liefde die deze jonge auteur heeft voor het natuurleven bleek reeds uit zijn zeer verdienstelijk debuut Witte Gait. Ook in dit boek komen we menige frische en pittige bladzijde tegen. Het verheugt ons werkelijk dat de boeren stand houden tegen de geldmacht waarmede ze worden bestookt. Ge ziet, dat Walter Brandligt het verstaat om onze sympathie op zijn kant te krijgen. Dit bereikt men slechts door zuivere, suggestieve taalmiddelen. Hij dient er dus voor te waken, dat hij een volgend werk niet ontsiert met enkele bladzijden proza, die bedriegelijk veel op de vooropgezette manier van te willen imponeeren lijken. Ik bedoel de manier van het schijnbaar argeloos noteerende, | |
[pagina 497]
| |
maar in wezen onduldbaar gewild-romantische. Kunst zonder eerlijkheid is geen kunst; een dergelijk product zakt in elkander als een mensch zonder ruggegraat. | |
I. de Manziarly. Peregrinations Asiatiques. - Paris 1935. Paul Geuthner.‘Ceux qui aiment l'Orient sont nombreux, mais combien sontils ceux qui veulent se faire aimer de lui? Pour se faire aimer, pour se rendre digne d'être apprécié, il faut savoir qu'il existe plus d'un code pour juger, plus d'une toise pour mesurer; il faut savoir tenir compte de la différence des valeurs et des critères. Ce ne sont pas toujours les qualités dont nous sommes le plus fiers qui seront les plus estimées dans une autre partie du monde. D'ailleurs, se croire supérieur et riche fait que l'on ne rencontre que des pauvres en quête d'aumône’. (Blz. 302). Met vele dergelijke opmerkingen heeft de schrijfster haar reisnotities versierd. Hoewel zij zelf in haar voorwoord toegeeft wetenschappelijke werken naar eigen goedvinden te hebben geplunderd, gelooven wij toch dat Mevr. De Manziarly op vele plaatsen van dit boek haar eigen gedachten en gevoelens weergeeft. De persoonlijke opmerkingen, vernuftig en kunstig verweven met geschiedkundige feiten, ons uit geschriften en opgravingen bekend, verleenen deze ‘Peregrinations Asiatiques’ een exotische bekoorlijkheid. Vanaf het Middellandsche zeegebied, Palestina en Syrië tot China, Korea en Japan toe, reizen we met deze ervaren gids geheel Azië door en luisteren gaarne naar haar persoonlijke ondervindingen in den omgang met verschillende ons vreemde volken. Telkens weet zij aan een streek, een tempel, een kunstenaar haar persoonlijke ervaringen vast te knoopen met hetgeen de historie ervan heeft over geleverd. Wat ons in deze boeiende reisnotities wel eens hindert is de overdreven wijze waarmee de schrijfster meende aan haar overigens oprechte gevoelens uiting te moeten geven. Even zoovele malen heeft zij ons weer verzoend door de liefde waarmee zij elk nieuw land, elk volk beschrijft. ‘Peregrenations Asiatiques’ is een uitvoerig en boeiend reisverhaal dat men zeker in ons land met veel genoegen zal lezen. | |
[pagina 498]
| |
Albert Helman. De Dolle Dictator. - R'dam 1935. Nygh & Van Ditmar N.V.De lezer van De Nieuwe Gids weet maar al te goed hoezeer ik het vele schoone waarmede deze enorme, werker onze letterkunde heeft verrijkt, op prijs stelt. Honderden bladzijden subtiel, smaakvol en melodieus proza heeft deze nog jonge prozadichter ons reeds geschonken. Wij zijn trotsch op onze eersteklas auteurs, wij volgen hun verrichtingen met aandacht en dat wij dit niet onoordeelkundig doen willen wij hun bewijzen. In dit boek, dat het ondoorgrondelijke leven van den dictator Juan Manuel de Rosas beschrijft, staan vurige, ik zou bijna zeggen wellustige bladzijden, die ons eenige avonden zeer hebben geboeid. Dit is evenwel Helman niet op zijn best. Wij nemen hier geen genoegen mee. Een groot talent als Helman schrijft altijd nog minstens een middelmatigen roman. Het leven van De Rasas, zijn gevoel voor, beter gezegd zijn typische, geestelijke verwantschap met zijn dochter, zijn strategische, politieke bekwaamheden, zijn berucht geworden wreedheid zijn ons in klare taal forsch en psychologisch-verantwoord medegedeeld. Dit wat de kern van het boek aangaat en men ziet wel, verwerpen kan men het niet. Persoonlijk kan ik de gedachte niet van me afzetten, dat Helman bezig is een broodschrijver te worden. Er staan holle phrasen en dwaasheden in dit boek. Er is maar lukraak gefantaseerd. De fantasterij staat echter even veraf van de fantasie als de kunst van de kunstemakerij. Tal van bladzijden zijn in doodgewone taal medegedeeld. Zoo kan een bekwaam taalhanteerder, gelijk Helman is, honderden bladzijden volpennen. Wij hebben het recht, meen ik, en anders nemen wij het, om van hem te eischen hiermede op te houden en de Nederlandsche letterkunde weer terug te geven waarop zij o.i. recht heeft: het schoone atmosferische werk van den auteur, die eens boeken schreef als Zuid Zuid West (1920), Hart Zonder Land (1929) en De Stille Plantage (1931).
Max Kijzer. |
|